In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 2 oktober 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland. Appellante, die zich op 11 november 2013 ziek meldde met rugklachten, had een loongerelateerde WGA-uitkering ontvangen op basis van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA). Het Uwv had haar arbeidsongeschiktheid vastgesteld op 100%, maar na een herbeoordeling werd dit percentage verlaagd naar 37,09%. Appellante was het niet eens met deze herbeoordeling en stelde dat haar belastbaarheid onjuist was ingeschat. Ze verzocht om de benoeming van een onafhankelijke deskundige, maar dit verzoek werd afgewezen omdat er geen twijfel bestond over de medische beoordeling van het Uwv.
De rechtbank had eerder het beroep van appellante ongegrond verklaard, en de Centrale Raad van Beroep onderschreef dit oordeel. De Raad oordeelde dat het Uwv voldoende had gemotiveerd dat de geselecteerde functies medisch geschikt waren voor appellante. De argumenten van appellante over de piekbelasting in de functie van telefonisch medewerker planning werden niet overtuigend geacht. De Raad concludeerde dat de rechtbank terecht geen aanleiding had gezien om de medische beoordeling van het Uwv te betwijfelen en bevestigde de eerdere uitspraak.
De uitspraak benadrukt het belang van een zorgvuldige medische beoordeling en de noodzaak voor appellante om voldoende bewijs te leveren voor haar claims over haar belastbaarheid. De Centrale Raad van Beroep bevestigde de beslissing van de rechtbank en wees het verzoek om proceskosten af.