ECLI:NL:CRVB:2020:2340
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep WIA-uitkering en medisch oordeel Uwv
In deze zaak heeft appellante in hoger beroep geen medische stukken ingediend die aantonen dat het Uwv haar belastbaarheid heeft onderschat. De Centrale Raad van Beroep bevestigt de eerdere uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland, waarin werd geoordeeld dat de medische informatie geen aanleiding geeft om te twijfelen aan de conclusies van de verzekeringsartsen. Appellante, die zich ziek meldde met arm- en psychische klachten, heeft in het verleden een loonsanctie opgelegd gekregen en heeft een WIA-aanvraag ingediend. Het Uwv weigerde haar een WIA-uitkering toe te kennen, omdat zij minder dan 35% arbeidsongeschikt werd geacht. De rechtbank heeft het beroep van appellante ongegrond verklaard, en ook in hoger beroep is er onvoldoende bewijs geleverd om het medisch oordeel van het Uwv te betwisten. De Raad oordeelt dat de verzekeringsartsen de beperkingen van appellante correct hebben ingeschat en dat er geen reden is om een onafhankelijk deskundige te benoemen. De aangevallen uitspraak wordt bevestigd, en er is geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.