In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 1 oktober 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de uitspraken van de rechtbank Amsterdam. Appellante, die zich ziek had gemeld met hartklachten en hoge bloeddruk, had eerder een WIA-uitkering aangevraagd, maar deze was afgewezen omdat zij minder dan 35% arbeidsongeschikt werd geacht. De rechtbank had geoordeeld dat de medische onderzoeken zorgvuldig waren uitgevoerd en dat er geen aanleiding was om te twijfelen aan de vastgestelde belastbaarheid van appellante. In hoger beroep herhaalde appellante haar eerdere gronden, maar de Raad oordeelde dat er geen nieuwe medische informatie was ingediend die een ander oordeel rechtvaardigde. De Raad onderschreef de overwegingen van de rechtbank en concludeerde dat het Uwv terecht had geoordeeld dat appellante in staat was om ten minste één van de WIA-functies te verrichten. De hoger beroepen werden afgewezen en de aangevallen uitspraken werden bevestigd. Tevens werden verzoeken om schadevergoeding afgewezen.