ECLI:NL:CRVB:2020:2328

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
30 september 2020
Publicatiedatum
30 september 2020
Zaaknummer
20/763 WLZ
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-tijdige indiening van beroepschrift in hoger beroep tegen uitspraak van de rechtbank Amsterdam

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 30 september 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 6 januari 2020. Het hoger beroep was ingesteld door appellante, vertegenwoordigd door haar bewindvoerder, maar het beroepschrift was niet tijdig ingediend. De termijn voor het indienen van een beroepschrift bedraagt zes weken, en deze termijn begint te lopen vanaf de dag na de bekendmaking van de uitspraak aan de partijen. In dit geval was de laatste dag voor indiening 17 februari 2020, maar het beroepschrift werd pas op 21 februari 2020 ontvangen. Hierdoor oordeelde de Centrale Raad dat het beroepschrift niet tijdig was ingediend.

Appellante voerde aan dat haar vertraging te wijten was aan de fysieke gezondheid van de budgethouder en de complexiteit van de Wmo-voorzieningen. Echter, de Raad oordeelde dat deze argumenten geen grond vormden om aan te nemen dat appellante niet in verzuim was geweest. De Raad benadrukte dat het risico van een niet-tijdige indiening volledig voor rekening van de indiener komt. Daarom werd het hoger beroep kennelijk niet-ontvankelijk verklaard, zonder dat verder onderzoek nodig was. De Raad besloot dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling.

De uitspraak werd gedaan door D.S. de Vries, met P.A.M. Hulsdouw als griffier, en is openbaar uitgesproken op dezelfde datum. Tegen deze uitspraak staat een mogelijkheid tot verzet open voor belanghebbenden binnen zes weken na verzending van het afschrift.

Uitspraak

Datum uitspraak: 30 september 2020
20/763 WLZ
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak als bedoeld in de artikelen 8:54 en 8:108 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in verband met het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van
6 januari 2020, 18/3818 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellante] te [woonplaats] (appellante)
Stichting Wlz-uitvoerder Zorg en Zekerheid (Zorgkantoor)

PROCESVERLOOP

Namens appellante heeft [naam bewindvoerder], bewindvoerder, hoger beroep ingesteld.

OVERWEGINGEN

Ingevolge artikel 6:24 van de Awb in samenhang met de artikelen 6:7, 6:8, 6:9 en 6:11 van die wet geldt het volgende.
De termijn voor het indienen van een beroepschrift bedraagt zes weken. Deze termijn gaat in met ingang van de dag na die waarop de aangevallen uitspraak door middel van de toezending van een afschrift aan partijen is bekendgemaakt.
Een beroepschrift is tijdig ingediend indien het voor het einde van de termijn is ontvangen. Bij verzending per post is een beroepschrift tijdig ingediend indien het voor het einde van de termijn ter post is bezorgd, mits het niet later dan een week na afloop van de termijn is ontvangen.
De uitspraak waartegen hoger beroep is ingesteld is op 6 januari 2020 in afschrift aan partijen toegezonden. De laatste dag waarop tijdig een beroepschrift kon worden ingediend was
17 februari 2020.
Het beroepschrift is op 21 februari 2020 ontvangen.
Op grond hiervan moet worden geoordeeld dat het beroepschrift niet tijdig is ingediend.
Ten aanzien van een na afloop van de beroepstermijn ingediend beroepschrift blijft niet-ontvankelijkverklaring op grond daarvan achterwege indien redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat de indiener in verzuim is geweest.
Bij brief van 6 maart 2020 is aan appellante gevraagd naar de reden van de termijnoverschrijding.
Namens appellante is daarop bij brief van 7 maart 2020 geantwoord dat de fysieke gezondheid van de budgethouder meer tijd en zorg vraagt, dat sprake is van Wmo-voorzieningen met langdurige processen van voortgang, dat het drie mobiliteitshulpmiddelen met maatwerk betreft en dat het Wlz-zorgbehoefte onderzoek veel tijd vergt, waardoor de einddatum er bij is ingeschoten.
Wat appellante heeft aangevoerd, bevat geen grond waarop redelijkerwijs kan worden geoordeeld dat appellante niet in verzuim is geweest.
In dat verband wordt overwogen dat in situaties als de onderhavige geldt dat het uitgangspunt dat het risico dat het hoger beroep niet tijdig is ingediend, volledig voor rekening komt van de partij die het hoger beroep instelt. Om de termijn veilig te stellen had door appellante tijdig pro forma hoger beroep kunnen worden ingesteld.
Het hoger beroep is kennelijk niet-ontvankelijk, zodat zonder verder onderzoek kan worden beslist.
Voor een proceskostenveroordeling is geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep verklaart het hoger beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door D.S. de Vries, in tegenwoordigheid van P.A.M. Hulsdouw als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 30 september 2020.
(getekend) D.S. de Vries
(getekend) P.A.M. Hulsdouw
Tegen deze uitspraak kunnen een belanghebbende en het bestuursorgaan binnen zes weken na de verzending van het afschrift van deze uitspraak schriftelijk verzet doen bij de Centrale Raad van Beroep, Postbus 16002, 3500 DA UTRECHT. De indiener van het verzetschrift kan daarbij vragen in de gelegenheid te worden gesteld te worden gehoord.