ECLI:NL:CRVB:2020:2319
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beoordeling arbeidsvermogen en verlaging Wajong-uitkering
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 30 september 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere beslissing van de rechtbank Noord-Nederland. Appellante, geboren in 1985, ontving sinds 2006 een Wajong-uitkering op basis van een arbeidsongeschiktheid van 80 tot 100%. Met de invoering van de Wajong 2015 heeft het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) vastgesteld dat appellante arbeidsvermogen heeft, wat leidde tot een verlaging van haar uitkering van 75% naar 70% van het minimumloon. Appellante was het niet eens met deze beoordeling en heeft hoger beroep ingesteld.
De rechtbank heeft in haar eerdere uitspraak geoordeeld dat de verzekeringsartsen van het Uwv voldoende gemotiveerd hebben dat appellante in staat is om ten minste één uur aaneengesloten te werken en vier uur per dag, vijf dagen in de week belastbaar is. Appellante heeft in hoger beroep haar standpunt herhaald dat zij te beperkt is om aan deze eisen te voldoen, en heeft medische informatie ingediend ter ondersteuning van haar claim. Het Uwv heeft echter de eerdere beslissing verdedigd, verwijzend naar rapporten van verzekeringsartsen.
De Centrale Raad van Beroep heeft de overwegingen van de rechtbank onderschreven en geconcludeerd dat er geen reden is om te twijfelen aan de medische oordelen van de verzekeringsartsen. De Raad heeft vastgesteld dat appellante, ondanks haar reumatische aandoening, in staat is om de licht fysiek belastende taak van bemannen balie uit te voeren. Het hoger beroep van appellante is afgewezen, en de Raad heeft de eerdere uitspraak van de rechtbank bevestigd, evenals het verzoek om schadevergoeding.