ECLI:NL:CRVB:2020:2313
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Toepassing van de kostendelersnorm bij bijstandsverlening zonder schriftelijke huurovereenkomst
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 29 september 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Rotterdam. De appellant had op 8 februari 2018 een aanvraag om bijstand ingediend, waarbij hij aangaf een kamer te huren van een kennis zonder schriftelijke huurovereenkomst. Het college van burgemeester en wethouders van Rotterdam heeft de bijstandsverlening met toepassing van de kostendelersnorm goedgekeurd, omdat er op het uitkeringsadres meerdere meerderjarige personen wonen en er geen commerciële huurrelatie is aangetoond.
De rechtbank heeft het beroep van de appellant tegen het besluit van het college ongegrond verklaard. In hoger beroep heeft de appellant betoogd dat hij wel degelijk een commerciële huurprijs betaalt voor de kamer. De Raad heeft echter geoordeeld dat het aan de appellant is om schriftelijk bewijs van de huurovereenkomst en de huurbetalingen te overleggen. Aangezien de appellant geen schriftelijke overeenkomst heeft kunnen overleggen, heeft de Raad geconcludeerd dat de kostendelersnorm terecht is toegepast.
De Raad bevestigt de uitspraak van de rechtbank en oordeelt dat de appellant als kostendelende medebewoner moet worden beschouwd. De uitspraak benadrukt het belang van schriftelijke overeenkomsten en bewijs van huurbetalingen in het kader van de bijstandsverlening.