ECLI:NL:CRVB:2020:2311
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag Wajong-uitkering wegens niet duurzaam ontbreken van arbeidsvermogen
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 30 september 2020 uitspraak gedaan in het hoger beroep van appellant tegen de afwijzing van zijn aanvraag voor een Wajong-uitkering door het Uwv. Appellant, geboren in 1996, had een aanvraag ingediend op basis van een psychotische stoornis, maar het Uwv wees deze aanvraag af op de grond dat appellant op 1 april 2016 arbeidsongeschikt was geworden en in het jaar daarvoor niet had gestudeerd. Het Uwv verklaarde het bezwaar van appellant ongegrond, met de conclusie dat het ontbreken van arbeidsvermogen niet duurzaam was, omdat appellant in de toekomst mogelijkheden tot arbeidsparticipatie zou kunnen ontwikkelen.
Appellant ging in beroep en voerde aan dat het Uwv niet zorgvuldig had gehandeld en dat er geen bewijs was dat hij in de toekomst arbeidsvermogen zou kunnen ontwikkelen. De rechtbank oordeelde echter dat het Uwv voldoende had gemotiveerd dat de psychose van appellant met behandeling zou stabiliseren en dat hij in de toekomst weer over arbeidsvermogen zou kunnen beschikken. Appellant ging hierop in hoger beroep, maar de Centrale Raad van Beroep bevestigde de uitspraak van de rechtbank. De Raad oordeelde dat er geen twijfel bestond over de medische beoordeling door de verzekeringsartsen van het Uwv en dat de inschatting van de arbeidsdeskundige voldoende onderbouwd was.
De Raad concludeerde dat het hoger beroep niet slaagde en bevestigde de eerdere uitspraak, zonder aanleiding te zien voor een veroordeling in de proceskosten.