ECLI:NL:CRVB:2020:2307
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Herziening van bijstand en toepassing van de kostendelersnorm in het bestuursrecht
In deze zaak gaat het om de herziening van de bijstandsverlening aan appellant op basis van de Participatiewet (PW). Appellant ontving sinds 8 juli 2015 bijstand, maar er ontstond een geschil over de rechtmatigheid van deze bijstand na een interne melding over teruglopende inkomsten. De gemeente Groningen voerde een onderzoek uit naar de woon- en werksituatie van appellant, waarbij werd vastgesteld dat hij zijn hoofdverblijf niet op het opgegeven adres had. De gemeente besloot de bijstand te herzien en in te trekken, wat leidde tot een terugvordering van een bedrag van € 1.263,29. Appellant ging in hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland, die het beroep ongegrond had verklaard. De Centrale Raad van Beroep bevestigde de uitspraak van de rechtbank, waarbij werd geoordeeld dat de gemeente terecht de bijstand had herzien en ingetrokken. De Raad oordeelde dat appellant niet aannemelijk had gemaakt dat hij zijn hoofdverblijf op het nieuwe adres had en dat hij zijn inlichtingenverplichting had geschonden door niet alle gewerkte uren op te geven. De Raad concludeerde dat het hoger beroep niet slaagde en bevestigde de eerdere uitspraak zonder veroordeling in proceskosten.