ECLI:NL:CRVB:2020:2304
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep WIA-uitkering en medische beoordeling van arbeidsongeschiktheid
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellant tegen de weigering van het Uwv om hem een WIA-uitkering toe te kennen. Appellant, die als elektromonteur werkte, meldde zich ziek met rugklachten en werd door een verzekeringsarts belastbaar geacht met inachtneming van zijn beperkingen. Het Uwv weigerde de WIA-uitkering omdat appellant minder dan 35% arbeidsongeschikt werd geacht. Appellant voerde aan dat hij meer beperkt was dan het Uwv aannam en bracht medische informatie in, maar de Raad oordeelde dat de medische beoordeling van het Uwv juist was. De rechtbank had eerder het beroep van appellant gegrond verklaard, maar de Raad bevestigde de beslissing van het Uwv, met verbetering van de gronden. De Raad oordeelde dat de arbeidsdeskundige voldoende gemotiveerd had waarom de geselecteerde functies geschikt waren voor appellant, ondanks de signaleringen. De Raad concludeerde dat er geen aanleiding was om te twijfelen aan de juistheid van de medische beoordeling en dat het bestreden besluit niet deugdelijk was gemotiveerd, maar dat appellant niet benadeeld was door deze schending. De Raad veroordeelde het Uwv in de proceskosten van appellant en bepaalde dat het griffierecht vergoed moest worden.