ECLI:NL:CRVB:2020:2293
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake uitkering chroom-6 Defensie en toepassing hardheidsclausule
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 8 oktober 2020 uitspraak gedaan in het hoger beroep van appellant, die een aanvraag had ingediend voor een uitkering op grond van de Regeling uitkering chroom-6 Defensie. De aanvraag was eerder afgewezen door de Staatssecretaris van Defensie, omdat appellant niet voldeed aan de voorwaarden van de regeling, die vereist dat de aandoening voorkomt op de lijst van bijlage 2 van de Regeling. Appellant, die van 1985 tot 2009 als burgerambtenaar bij het Ministerie van Defensie werkte, stelde dat zijn nieraandoening het gevolg was van blootstelling aan chroom-6 en dat de staatssecretaris ten onrechte de hardheidsclausule niet had toegepast.
De Raad oordeelde dat de staatssecretaris zich terecht had gebaseerd op het onderzoek van het RIVM, dat concludeerde dat er geen overtuigende aanwijzingen zijn dat blootstelling aan chroom-6 irreversibele nieraandoeningen kan veroorzaken. Appellant had verwezen naar wetenschappelijke publicaties die een verband tussen chroom-6 en nieraandoeningen suggereren, maar de Raad oordeelde dat deze niet voldoende waren om de conclusie van het RIVM te weerleggen. De Raad stelde vast dat de staatssecretaris in redelijkheid had kunnen besluiten om de aanvraag af te wijzen en dat er geen grond was voor toepassing van de hardheidsclausule.
De uitspraak van de rechtbank Limburg, die het beroep van appellant tegen het bestreden besluit ongegrond had verklaard, werd door de Centrale Raad van Beroep bevestigd. De Raad concludeerde dat het hoger beroep niet slaagde en dat er geen aanleiding was voor een veroordeling in de proceskosten.