ECLI:NL:CRVB:2020:2288
Centrale Raad van Beroep
- Proces-verbaal
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de beëindiging van de WIA-uitkering en de medische beoordeling door het Uwv
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 9 september 2020 uitspraak gedaan in het hoger beroep van appellant tegen de beslissing van de rechtbank Amsterdam. Appellant had in beroep geageerd tegen de beëindiging van zijn loongerelateerde WGA-uitkering door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv). De rechtbank had het beroep van appellant gegrond verklaard, maar de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit in stand gelaten. Appellant was van mening dat hij niet in staat was om bestendige arbeid te verrichten en dat het Uwv onvoldoende rekening had gehouden met zijn beperkingen, waaronder een hernia. Hij verzocht om benoeming van een onafhankelijke deskundige. De Centrale Raad van Beroep oordeelde dat de rechtbank de beroepsgronden van appellant afdoende had besproken en gemotiveerd waarom deze niet tot het door appellant gewenste resultaat leidden. De Raad onderschreef de overwegingen van de rechtbank en concludeerde dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep de beperkingen van appellant correct had vastgesteld. De Raad bevestigde de aangevallen uitspraak en oordeelde dat er geen aanleiding was om een onafhankelijk medisch deskundige te benoemen. De beslissing werd in het openbaar uitgesproken.