ECLI:NL:CRVB:2020:2278
Centrale Raad van Beroep
- Proces-verbaal
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de beëindiging van Ziektewet- en WIA-uitkering en de rol van medische informatie
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 10 september 2020 uitspraak gedaan in het hoger beroep van appellant tegen de beslissing van de rechtbank Rotterdam van 9 juli 2019. De rechtbank had het beroep van appellant ongegrond verklaard tegen de beslissing op bezwaar van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) van 31 oktober 2018, waarin de bezwaren van appellant tegen de beëindiging van zijn Ziektewet-uitkering per 2 januari 2018 en de weigering van een WIA-uitkering per 15 februari 2018 ongegrond werden verklaard. De Raad oordeelde dat er geen nieuwe medische informatie was ingebracht in hoger beroep en dat appellant geen nieuwe gronden had aangevoerd die de aangevallen uitspraak onjuist zouden maken. De Raad bevestigde de eerdere uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat appellant voldoende gelegenheid had gehad om medische stukken in te dienen, maar hier geen gebruik van had gemaakt. De Raad zag geen aanleiding om een deskundige in te schakelen, omdat er geen twijfel bestond aan de juistheid van het medisch oordeel van de verzekeringsartsen. De uitspraak benadrukt het belang van de rol van medische informatie in het proces en de noodzaak voor appellanten om actief bij te dragen aan hun zaak door relevante informatie aan te leveren. De beslissing werd in het openbaar uitgesproken en er werd geen veroordeling in proceskosten uitgesproken, aangezien het hoger beroep niet slaagde.