ECLI:NL:CRVB:2020:2278

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
10 september 2020
Publicatiedatum
25 september 2020
Zaaknummer
19/3394 ZW-PV
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Proces-verbaal
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de beëindiging van Ziektewet- en WIA-uitkering en de rol van medische informatie

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 10 september 2020 uitspraak gedaan in het hoger beroep van appellant tegen de beslissing van de rechtbank Rotterdam van 9 juli 2019. De rechtbank had het beroep van appellant ongegrond verklaard tegen de beslissing op bezwaar van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) van 31 oktober 2018, waarin de bezwaren van appellant tegen de beëindiging van zijn Ziektewet-uitkering per 2 januari 2018 en de weigering van een WIA-uitkering per 15 februari 2018 ongegrond werden verklaard. De Raad oordeelde dat er geen nieuwe medische informatie was ingebracht in hoger beroep en dat appellant geen nieuwe gronden had aangevoerd die de aangevallen uitspraak onjuist zouden maken. De Raad bevestigde de eerdere uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat appellant voldoende gelegenheid had gehad om medische stukken in te dienen, maar hier geen gebruik van had gemaakt. De Raad zag geen aanleiding om een deskundige in te schakelen, omdat er geen twijfel bestond aan de juistheid van het medisch oordeel van de verzekeringsartsen. De uitspraak benadrukt het belang van de rol van medische informatie in het proces en de noodzaak voor appellanten om actief bij te dragen aan hun zaak door relevante informatie aan te leveren. De beslissing werd in het openbaar uitgesproken en er werd geen veroordeling in proceskosten uitgesproken, aangezien het hoger beroep niet slaagde.

Uitspraak

Datum uitspraak:
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Proces-verbaal van de mondelinge uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam van 9 juli 2019, 18/6174 ZW (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[Appellant] te [woonplaats] (appellant)
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)
Datum uitspraak: 10 september 2020
Zitting heeft: mr. T. Dompeling als lid van de enkelvoudige kamer
Griffier: A.L. Abdoellakhan
Ter zitting is verschenen: drs. J.C. van Beek namens het Uwv.
Appellant en zijn gemachtigde zijn niet verschenen.
BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze beslissing is uitgesproken in het openbaar. Zij is gebaseerd op de volgende overwegingen.
Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep van appellant tegen de beslissing op bezwaar van 31 oktober 2018 ongegrond verklaard. Bij dat besluit heeft het Uwv de bezwaren van appellant tegen de beëindiging van de Ziektewet-uitkering met ingang van 2 januari 2018 en de weigering om een WIA-uitkering toe te kennen met ingang van 15 februari 2018 ongegrond verklaard.
In hoger beroep is geen nieuwe medische informatie ingebracht. Ook zijn er geen nieuwe gronden aangevoerd op grond waarvan geoordeeld wordt dat de aangevallen uitspraak onjuist is. De rechtbank heeft in de aangevallen uitspraak volledig en juist overwogen dat de gronden van het beroep niet slagen.
Appellant heeft verzocht een deskundige in te schakelen met een beroep op het arrest van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens van 8 oktober 2015 (ECLI:CE:ECHR:2015:1008JUD007721212, Korošec). In dit verband verwijst de Raad naar de jurisprudentie van de Raad. In de uitspraak van 30 juni 2017, ECLI:NL:CRVB:2017:2226, heeft de Raad, gelet op het arrest Korošec, de uitgangspunten uiteengezet voor de toetsing door de bestuursrechter van de beoordeling door verzekeringsartsen van het Uwv. Er is geen reden gebleken om aan te nemen dat appellant belemmeringen heeft ondervonden bij de onderbouwing van zijn standpunt dat het Uwv zijn beperkingen heeft onderschat. Appellant heeft voldoende ruimte gehad om medische stukken in te dienen. Noch in bezwaar, noch in beroep, noch in hoger beroep heeft hij van deze ruimte gebruik gemaakt. Voor het aannemen van het ontbreken van equality of arms bestaat geen aanleiding. Nu evenmin twijfel bestaat aan de juistheid van het medisch oordeel van de verzekeringsartsen ziet de Raad geen aanleiding om een deskundige in te schakelen.
Nu het hoger beroep niet slaagt bestaat geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.
Waarvan proces-verbaal.
De griffier Het lid van de enkelvoudige kamer
(getekend) A.L. Abdoellakhan (getekend) T. Dompeling