ECLI:NL:CRVB:2020:2277
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van disciplinaire maatregel wegens plichtsverzuim van ambtenaar in de Dienst Justitiële Inrichtingen
In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen een uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland, waarin de disciplinaire maatregel van ontslag van appellant, werkzaam bij de Dienst Justitiële Inrichtingen (DJI), werd bevestigd. Appellant had contact onderhouden met een ex-gedetineerde, wat in strijd was met de Gedragscode DJI. De Centrale Raad van Beroep oordeelt dat de minister bevoegd was om de disciplinaire maatregel op te leggen, aangezien de gedragingen van appellant als (ernstig) plichtsverzuim moeten worden aangemerkt. De Raad bevestigt dat de opgelegde maatregel van ontslag niet onevenredig is aan de aard en ernst van het gepleegde plichtsverzuim. Appellant had moeten beseffen dat hij zijn contacten met de ex-gedetineerde en diens vader had moeten melden, en zijn beroep op het gelijkheidsbeginsel wordt verworpen omdat hij geen bewijs heeft geleverd dat zijn situatie vergelijkbaar is met andere gevallen. De uitspraak van de rechtbank wordt bevestigd, en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.