ECLI:NL:CRVB:2020:2257
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de eindafrekening bestuursrechtelijke premie door de Centrale Raad van Beroep
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 23 september 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland. De zaak betreft een eindafrekening van de bestuursrechtelijke premie die appellante aan het CAK verschuldigd was. Appellante had bezwaar gemaakt tegen een besluit van het CAK, waarin werd gesteld dat zij als wanbetaler was aangemeld en dat zij vanaf oktober 2015 een bestuursrechtelijke premie moest betalen. De rechtbank had het beroep van appellante gegrond verklaard, maar de rechtsgevolgen van het bestreden besluit in stand gelaten, wat leidde tot het hoger beroep.
De Raad heeft vastgesteld dat het CAK voldoende duidelijkheid heeft verschaft over de hoogte van het bedrag dat appellante verschuldigd was. Er was sprake van een kennelijke verschrijving in de eerdere uitspraak van de rechtbank, waarbij een verkeerd bedrag was genoemd. De Raad heeft geoordeeld dat het CAK de zorgtoeslag van de echtgenoot van appellante op juiste wijze heeft aangewend voor de betaling van de bestuursrechtelijke premie. Appellante heeft niet kunnen aantonen dat er meer was betaald dan het bedrag dat op de eindafrekening stond vermeld.
Uiteindelijk heeft de Raad de aangevallen uitspraak bevestigd en geoordeeld dat er geen aanleiding is voor een veroordeling in de proceskosten. De uitspraak is openbaar gedaan en ondertekend door de voorzitter en de griffier.