ECLI:NL:CRVB:2020:2257

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
23 september 2020
Publicatiedatum
23 september 2020
Zaaknummer
19/5008 ZVW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de eindafrekening bestuursrechtelijke premie door de Centrale Raad van Beroep

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 23 september 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland. De zaak betreft een eindafrekening van de bestuursrechtelijke premie die appellante aan het CAK verschuldigd was. Appellante had bezwaar gemaakt tegen een besluit van het CAK, waarin werd gesteld dat zij als wanbetaler was aangemeld en dat zij vanaf oktober 2015 een bestuursrechtelijke premie moest betalen. De rechtbank had het beroep van appellante gegrond verklaard, maar de rechtsgevolgen van het bestreden besluit in stand gelaten, wat leidde tot het hoger beroep.

De Raad heeft vastgesteld dat het CAK voldoende duidelijkheid heeft verschaft over de hoogte van het bedrag dat appellante verschuldigd was. Er was sprake van een kennelijke verschrijving in de eerdere uitspraak van de rechtbank, waarbij een verkeerd bedrag was genoemd. De Raad heeft geoordeeld dat het CAK de zorgtoeslag van de echtgenoot van appellante op juiste wijze heeft aangewend voor de betaling van de bestuursrechtelijke premie. Appellante heeft niet kunnen aantonen dat er meer was betaald dan het bedrag dat op de eindafrekening stond vermeld.

Uiteindelijk heeft de Raad de aangevallen uitspraak bevestigd en geoordeeld dat er geen aanleiding is voor een veroordeling in de proceskosten. De uitspraak is openbaar gedaan en ondertekend door de voorzitter en de griffier.

Uitspraak

19.5008 ZVW

Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland van 25 november 2019, 18/2905 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellante] te [woonplaats] (appellante)

CAK

Datum uitspraak: 23 september 2020
PROCESVERLOOP
Vanaf 1 januari 2017 oefent CAK in zaken als deze de bevoegdheden uit die voorheen door Zorginstituut Nederland werden uitgeoefend. In deze uitspraak wordt onder CAK mede verstaan Zorginstituut Nederland.
Appellante heeft hoger beroep ingesteld.
CAK heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 12 augustus 2020. Namens appellante is [naam] verschenen. CAK heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. J.M. Nijman.

OVERWEGINGEN

1. De Raad gaat uit van de volgende feiten en omstandigheden.
1.1.
Bij besluit van 14 september 2015 heeft CAK appellante bericht dat zij door haar zorgverzekeraar op 7 september 2015 is aangemeld als wanbetaler in de zin van de Zorgverzekeringswet (Zvw). Daarom is zij vanaf oktober 2015 bestuursrechtelijke premie verschuldigd. Het tegen het besluit van 14 september 2015 gemaakte bezwaar heeft CAK bij besluit van 9 oktober 2015 niet-ontvankelijk verklaard. Op 26 september 2017 heeft CAK appellante bericht dat zij niet langer de bestuursrechtelijke premie aan CAK is verschuldigd omdat zij met de zorgverzekeraar een betalingsregeling heeft getroffen.
1.2.
Op 9 maart 2018 heeft CAK appellante bericht dat zij niet langer de bestuursrechtelijke premie verschuldigd is omdat zij door haar zorgverzekeraar per 1 maart 2018 is afgemeld als wanbetaler en dat er nog een eindafrekening volgt.
1.3.
Bij besluit van 4 mei 2018 heeft CAK een eindafrekening bestuursrechtelijke premie opgemaakt, berekend over de periode 1 oktober 2015 tot 1 oktober 2017, waarin is bepaald dat het totaal te vorderen bedrag € 1.341,01 is en dat zij, na correctie naar nominale premie, nog een bedrag van € 1.069,83 aan CAK moet betalen.
1.4.
Bij besluit van 23 juli 2018 (bestreden besluit) heeft CAK het tegen het besluit van 4 mei 2018 gemaakte bezwaar ongegrond verklaard. Appellante was over de genoemde periode in totaal € 3.388,65 verschuldigd. CAK heeft via CJIB € 2.047,64 ontvangen waaronder een bedrag van € 1.829,17 aan omgeleide zorgtoeslag.
1.5.
Bij besluit van 27 juli 2018 heeft CAK bepaald dat appellante het openstaande bedrag van de eindafrekening niet hoeft te betalen in verband met een wijziging van de regelingen.
2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep van appellante tegen het bestreden besluit gegrond verklaard, het bestreden besluit vernietigd en de rechtsgevolgen van het bestreden besluit in stand gelaten. Hiertoe heeft de rechtbank overwogen dat aan het bestreden besluit een zorgvuldigheids- en motiveringsgebrek kleeft maar CAK met de aanvullende motivering alsnog voldoende duidelijk heeft gemaakt dat appellante op 4 mei 2018 nog een bedrag van € 1.069,83 aan bestuursrechtelijke premie verschuldigd was.
3. In hoger beroep heeft appellante zich tegen de aangevallen uitspraak gekeerd. Het bedrag van de eindafrekening is onvoldoende gespecificeerd. Een bedrag van € 1.729,- van haar echtgenoot is niet betrokken in de eindafrekening, dient als onverschuldigde betaling te worden beschouwd en te worden terugbetaald. Ter zitting heeft appellante herhaald dat CAK de aan haar echtgenoot toegekende zorgtoeslag niet had mogen aanwenden voor betaling van de door haar verschuldigde premie.
4. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.1.
In de aangevallen uitspraak wordt meerdere keren een bedrag van € 3.3388,65 als verschuldigde bestuursrechtelijke premie genoemd. Het is niet langer in geschil dat sprake is van een kennelijke verschrijving en dat de rechtbank het bedrag van € 3.388,65 heeft bedoeld.
4.2.
CAK heeft met het bestreden besluit en de aanvullende motivering in beroep voldoende duidelijkheid verschaft over de hoogte van het bedrag dat appellante over de genoemde periode verschuldigd was, welke bedragen zij heeft betaald en welk bedrag aan zorgtoeslag door middel van omleiding is voldaan. Appellante heeft niet aannemelijk gemaakt dat meer is betaald dan de € 3.388,65 die als verschuldigde bestuursrechtelijke premie is vermeld op de eindafrekening.
4.3.
Verder heeft de rechtbank met juistheid geoordeeld dat CAK de aan de echtgenoot van appellante toegekende zorgtoeslag op grond van artikel 18f, zesde lid, van de Zvw heeft mogen laten uitbetalen aan CAK als tegemoetkoming in de door haar verschuldigde bestuursrechtelijke premie.
4.4.
Uit wat onder 4.1 tot en met 4.3 is overwogen volgt dat het hoger beroep niet slaagt. De aangevallen uitspraak wordt bevestigd.
5. Voor een veroordeling in de proceskosten bestaat geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door J.P.A. Boersma, in tegenwoordigheid van R.H. Koopman als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 23 september 2020.
(getekend) J.P.A. Boersma
(getekend) R.H. Koopman