ECLI:NL:CRVB:2020:2235
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Intrekking en terugvordering van bijstandsuitkering wegens niet-naleving inlichtingenverplichting
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 22 september 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Limburg. De appellant ontving sinds 6 januari 2017 bijstand op basis van de Participatiewet (PW) en stond ingeschreven op een uitkeringsadres. Echter, hij heeft niet gemeld dat hij sinds 18 april 2017 niet meer op dit adres woonde, wat leidde tot de intrekking van zijn bijstandsuitkering en de terugvordering van eerder ontvangen bijstand. De rechtbank verklaarde het beroep van de appellant tegen het besluit van het college ongegrond.
De Raad heeft vastgesteld dat de appellant in de te beoordelen periode niet op het uitkeringsadres woonde en dat hij zijn inlichtingenverplichting niet is nagekomen. De appellant voerde aan dat hij bij een vriendin verbleef en overhandigde een verklaring van deze vriendin, maar de Raad oordeelde dat deze verklaring onvoldoende bewijswaarde had. De Raad concludeerde dat de schending van de inlichtingenverplichting een rechtsgrond vormde voor de intrekking van de bijstand, omdat niet kon worden vastgesteld of de appellant recht had op bijstand in de betreffende periode.
De Raad bevestigde de eerdere uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat er geen dringende redenen waren om af te zien van de terugvordering van de bijstandsuitkering. De uitspraak benadrukt het belang van het naleven van de inlichtingenverplichting door uitkeringsgerechtigden en de gevolgen van het niet voldoen aan deze verplichting.