Uitspraak
18.3370 WW
OVERWEGINGEN
21 augustus 2017 moet worden aangemerkt als het verschijnen ter hoorzitting. Dit betekent dat de rechtbank voor de kosten in bezwaar terecht 1 punt heeft toegekend voor het indienen van een bezwaarschrift.
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellant tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, waarin de hoogte van de proceskostenveroordeling door het Uwv werd vastgesteld. Appellant, wiens werkgeefster op 9 november 2016 failliet werd verklaard, verzocht het Uwv om een faillissementsuitkering. Het Uwv weigerde dit, omdat de loonvordering van appellant werd overschaduwd door een schuld aan zijn werkgeefster. Na verschillende rechtsprocedures, waaronder een niet-ontvankelijk verklaring van de rechtbank, heeft appellant in hoger beroep aangevoerd dat hij recht had op een hogere proceskostenvergoeding dan het forfaitaire bedrag dat was toegekend. Hij stelde dat het Uwv onzorgvuldig had gehandeld en dat er een telefonische hoorzitting had plaatsgevonden, wat niet werd erkend door de rechtbank. De Centrale Raad van Beroep heeft de aangevallen uitspraak van de rechtbank bevestigd, waarbij werd geoordeeld dat er geen bijzondere omstandigheden waren die een hogere vergoeding rechtvaardigden. De Raad concludeerde dat de rechtbank de proceskosten correct had vastgesteld en dat het hoger beroep van appellant niet slaagde.