ECLI:NL:CRVB:2020:2209
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van hoger beroep wegens niet tijdig betalen griffierecht
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 16 september 2020 uitspraak gedaan in het hoger beroep met zaaknummer 20/1067 ZW. Het hoger beroep was ingesteld door de appellant, vertegenwoordigd door mr. L.H.E.M. Berendse-de Gruijl, tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Rotterdam van 4 maart 2020. De rechtbank had de appellant niet-ontvankelijk verklaard omdat het griffierecht niet tijdig was betaald.
De Centrale Raad van Beroep heeft vastgesteld dat de gemachtigde van de appellant op 18 maart 2020 was gewezen op de verschuldigdheid van het griffierecht van € 131,- en dat dit bedrag uiterlijk 28 dagen na de verzending van de brief op de aangegeven bankrekening moest zijn bijgeschreven. Ondanks een tweede herinnering op 18 april 2020, is het griffierecht niet binnen de gestelde termijn betaald.
De Raad oordeelt dat op basis van de beschikbare gegevens niet kan worden geoordeeld dat de appellant niet in verzuim is geweest. Hierdoor is het hoger beroep kennelijk niet-ontvankelijk verklaard, zonder dat verder onderzoek nodig was. De Raad heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gedaan en kan door belanghebbenden en het bestuursorgaan worden aangevochten binnen zes weken na verzending van het afschrift.