ECLI:NL:CRVB:2020:2197
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beëindiging WGA-uitkering na zorgvuldige medische beoordeling en geschiktheid van functies
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 16 september 2020 uitspraak gedaan in het hoger beroep van appellante tegen de beslissing van het Uwv om haar WGA-uitkering te beëindigen. Appellante, die sinds 2010 met psychische klachten was uitgevallen, had aanvankelijk een loongerelateerde WGA-uitkering ontvangen, maar na een herbeoordeling door een verzekeringsarts werd vastgesteld dat zij niet meer dan 35% arbeidsongeschikt was. Dit leidde tot de beëindiging van haar uitkering per 3 juli 2017. De rechtbank Midden-Nederland had het beroep van appellante tegen deze beslissing ongegrond verklaard, waarna zij in hoger beroep ging.
De Raad oordeelde dat het medisch onderzoek door het Uwv zorgvuldig was uitgevoerd. De verzekeringsarts had het dossier bestudeerd, een anamnese afgenomen en zowel psychisch als lichamelijk onderzoek verricht. De Raad concludeerde dat er geen aanleiding was om te twijfelen aan de juistheid van de medische beoordeling. Appellante had aangevoerd dat er onvoldoende rekening was gehouden met haar psychische en lichamelijke klachten, maar de Raad volgde deze redenering niet. De verzekeringsartsen hadden voldoende beperkingen vastgesteld en de geselecteerde functies waren in medisch opzicht geschikt voor appellante.
De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat er geen aanleiding was voor het inschakelen van een onafhankelijke deskundige. De beslissing van het Uwv om de WGA-uitkering te beëindigen werd als voldoende gemotiveerd beschouwd, en er werd geen veroordeling in proceskosten opgelegd.