ECLI:NL:CRVB:2020:2194

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
16 september 2020
Publicatiedatum
16 september 2020
Zaaknummer
19/4589 WMO15
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag maatwerkvoorziening vervoer op basis van WMO 2015

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 16 september 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Zeeland-West-Brabant. Appellante, geboren in 1950 en bekend met diverse medische aandoeningen, had een aanvraag ingediend voor een maatwerkvoorziening voor vervoer per Volkswagen Caddy of een eigen aangepaste auto. Het college van burgemeester en wethouders van Tilburg had deze aanvraag afgewezen en in plaats daarvan individueel rolstoeltaxivervoer verstrekt. De rechtbank had het beroep van appellante tegen deze afwijzing ongegrond verklaard, waarbij zij oordeelde dat het onderzoek door de arts van Treve Advies voldoende zorgvuldig was geweest en dat er geen medische feiten waren die de afwijzing konden onderbouwen.

In hoger beroep heeft appellante geen nieuwe gronden aangevoerd en heeft zij zich beperkt tot het herhalen van eerdere argumenten. De Raad heeft de overwegingen van de rechtbank onderschreven en geconcludeerd dat er geen aanleiding was om te twijfelen aan de zorgvuldigheid van het onderzoek door de arts. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat appellante voldoende gelegenheid had gehad om medische stukken over te leggen, maar dit niet had gedaan. De Raad heeft geen veroordeling in de proceskosten uitgesproken, aangezien er geen aanleiding voor was.

Uitspraak

19 4589 WMO15

Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Datum uitspraak: 16 september 2020
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Zeeland-West-Brabant van 30 september 2019, 19/93 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellante] te [woonplaats] (appellante)
het college van burgemeester en wethouders van Tilburg (college)

PROCESVERLOOP

Namens appellante heeft mr. J.L.A.M. van Os, advocaat, hoger beroep ingesteld.
Het college heeft een verweerschrift en nadere stukken ingediend.
De zaak is ter behandeling aan de orde gesteld op de zitting van 5 augustus 2020. Partijen zijn niet verschenen.

OVERWEGINGEN

1. De Raad gaat uit van de volgende feiten en omstandigheden.
1.1.
Appellante, geboren in 1950, is bekend met onder meer psychiatrische problematiek, een chronisch regionaal pijnsyndroom, een neurologische aandoening, een longaandoening en een aandoening van het spijsverteringsstelsel. Appellante is rolstoelafhankelijk en beschikt over een elektrische rolstoel.
1.2.
Op 15 december 2017 heeft appellante zich gemeld bij het college met een vervoersprobleem. K. in ’t Veld, arts bij Treve Advies, heeft deze melding onderzocht en op 20 juni 2018 een rapport uitgebracht. Het in vervolg op dit rapport opgestelde en door appellante voor gezien getekende “Plan van aanpak Team MO” heeft het college aangemerkt als een aanvraag op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 voor een maatwerkvoorziening vervoer per Volkswagen Caddy (Caddy) dan wel per eigen aangepaste auto.
1.3.
Bij besluit van 13 augustus 2018 heeft het college, voor zover hier van belang, deze aanvraag afgewezen en aan appellante een maatwerkvoorziening verstrekt in de vorm van individueel rolstoeltaxivervoer.
1.4.
Bij besluit van 22 november 2018 (bestreden besluit) heeft het college het bezwaar van appellante tegen het besluit van 13 augustus 2018 ongegrond verklaard. Het bestreden besluit berust – samengevat – op het volgende standpunt. In het rapport van Treve Advies is vermeld dat geen sprake is van objectiveerbare medische beperkingen bij appellante op grond waarvan zij alleen kan worden vervoerd in een Caddy. Appellante moet in staat worden geacht om in haar vervoersbehoefte te voorzien met individueel rolstoeltaxivervoer. Deze voorziening voldoet aan de voorwaarde die volgt uit de door appellante in bezwaar overgelegde brief van de ergotherapeut, namelijk dat zij is aangewezen op aangepast schokvrij vervoer. Het betreft in de situatie van appellante de goedkoopst compenserende voorziening. Hiermee wordt appellante voldoende ondersteuning geboden bij haar zelfredzaamheid en participatie.
2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard. Daartoe heeft zij – samengevat – het volgende overwogen. Het onderzoek door de arts van Treve Advies is voldoende zorgvuldig geweest. Deze arts heeft appellante gezien tijdens een spreekuur, de door appellante overgelegde en bij de huisarts opgevraagde (medische) gegevens bestudeerd en intercollegiaal overleg gevoerd. Niet is gebleken dat de arts medische feiten heeft gemist die van belang zijn voor het vaststellen van de beperkingen van appellante bij het vervoer. Uit het rapport blijkt dat de arts op de hoogte was van de door appellante gestelde lichamelijke en psychische klachten. In het rapport is inzichtelijk en voldoende gemotiveerd waarom het bij een rustige beheerste rijstijl niet uitmaakt met welk type rolstoeltaxi appellante wordt vervoerd. Daarbij komt dat chauffeurs van de regiotaxi zijn opgeleid om mensen met beperkingen te vervoeren. Appellante heeft haar stelling dat zij alleen kan worden vervoerd in een Caddy niet onderbouwd met concrete medische gegevens. De rechtbank heeft geen aanleiding gezien om een onafhankelijk deskundige te benoemen. Daarbij is van belang dat het rapport van Treve Advies blijk geeft van een zorgvuldig onderzoek, toereikend is gemotiveerd en appellante geen medische informatie heeft overgelegd waardoor de rechtbank is gaan twijfelen aan de conclusies in dat rapport.
3. In hoger beroep heeft appellante verwezen naar de gronden in haar bezwaar- en beroepschrift. Verder acht appellante de overwegingen van de rechtbank inzake het wel of niet benoemen van een onafhankelijk deskundige weinig overtuigend.
4. De Raad overweegt het volgende.
4.1.
Appellante heeft in hoger beroep geen wezenlijk nieuwe of andere gronden naar voren gebracht of redenen vermeld waarom de rechtbank tot een ander oordeel had moeten komen. Appellante heeft zich beperkt tot het herhalen van de in bezwaar en beroep aangevoerde gronden.
4.2.
Met juistheid heeft de rechtbank geoordeeld dat er geen aanleiding is voor twijfel aan de zorgvuldigheid en juistheid van de beoordeling door de arts van Treve Advies waarop het bestreden besluit is gebaseerd. De Raad onderschrijft de overwegingen van de rechtbank waarop dit oordeel berust en maakt deze tot de zijne. De Raad voegt daaraan het volgende toe. Nu appellante voldoende gelegenheid heeft gehad om zelf medische stukken over te leggen, daarvan ook gebruik heeft gemaakt en zij onvoldoende twijfel heeft gezaaid over het verloop van het onderzoek en de inhoudelijke beoordeling door de arts van Treve Advies, heeft de rechtbank kunnen afzien van het benoemen van een onafhankelijk deskundige.
4.3.
Uit wat onder 4.1 en 4.2 is overwogen, volgt dat het hoger beroep niet slaagt. De aangevallen uitspraak zal worden bevestigd.
5. Voor een veroordeling in de proceskosten bestaat geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door D.S. de Vries, in tegenwoordigheid van E. Diele als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 16 september 2020.
(getekend) D.S. de Vries
(getekend) E. Diele