ECLI:NL:CRVB:2020:2182

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
16 september 2020
Publicatiedatum
15 september 2020
Zaaknummer
19/4155 WAO
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om herziening van een eerdere uitspraak inzake WAO-uitkering

Op 16 september 2020 heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan in een verzoek om herziening van een eerdere uitspraak betreffende de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO). Verzoeker, die in Marokko woont, had verzocht om herziening van de uitspraak van de Raad van 1 augustus 2019, waarin zijn beroep tegen een besluit van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) ongegrond was verklaard. Het Uwv had eerder de aanvraag van verzoeker om een WAO-uitkering buiten behandeling gesteld, omdat hij niet voldeed aan de geldende voorschriften. Dit besluit werd door de rechtbank Amsterdam bevestigd.

In zijn verzoekschrift stelde verzoeker dat hij in Nederland had gewerkt en arbeidsongeschikt was geworden, en vroeg hij om een invaliditeitsuitkering. De Raad overwoog dat op grond van artikel 8:119, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) een onherroepelijke uitspraak herzien kan worden op basis van feiten en omstandigheden die vóór de uitspraak hebben plaatsgevonden, maar die niet bekend waren bij de indiener van het verzoek. De Raad concludeerde echter dat verzoeker geen nieuwe feiten of omstandigheden had aangevoerd die tot een andere uitspraak zouden kunnen leiden.

Daarom werd het verzoek om herziening afgewezen. De Raad oordeelde dat er geen termen aanwezig waren voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd gedaan door J. Brand, in tegenwoordigheid van A.A.M. Chevalier als griffier, en werd openbaar uitgesproken op dezelfde datum.

Uitspraak

19 4155 WAO

Datum uitspraak: 16 september 2020
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het verzoek om herziening van de uitspraak van Centrale Raad van Beroep van 1 augustus 2019, 18/5408 WAO
Partijen:
[verzoeker] te [woonplaats] (Marokko) (verzoeker)
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)

PROCESVERLOOP

Verzoeker heeft bij brief door de Raad ontvangen op 12 september 2019 en aangevuld bij brieven van 21 oktober 2019 en 22 november 2019 verzocht om herziening van de uitspraak van de Raad van 1 augustus 2019.
Het Uwv heeft gemeld zich te refereren aan het oordeel van de Raad.
Onder toepassing van artikel 8:57, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) is een nader onderzoek ter zitting achterwege gebleven, waarna de Raad het onderzoek met toepassing van artikel 8:57, derde lid, van de Awb heeft gesloten.

OVERWEGINGEN

1.1.
Bij besluit van 21 november 2017 heeft het Uwv de aanvraag van verzoeker om een uitkering op grond van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO) buiten behandeling gesteld omdat verzoeker niet heeft voldaan aan de geldende voorschriften om de aanvraag in behandeling te nemen. Bij besluit van 2 maart 2018 is het bezwaar tegen het besluit van 21 november 2017 ongegrond verklaard.
1.2.
Het door verzoeker tegen het besluit van 21 november 2017 ingestelde beroep is door de rechtbank Amsterdam bij uitspraak van 31 augustus 2018, 18/2751, ongegrond verklaard. Bij uitspraak van 1 augustus 2019, waarvan nu herziening wordt gevraagd, heeft de Raad de uitspraak van de rechtbank bevestigd.
2. Ingevolge artikel 8:119, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht kan de Raad op verzoek van een partij een onherroepelijk geworden uitspraak herzien op grond van feiten en omstandigheden die:
a. hebben plaatsgevonden vóór de uitspraak;
b. bij de indiener van het verzoekschrift vóór de uitspraak niet bekend waren en redelijkerwijs niet bekend konden zijn, en
c. waren ze bij de Raad eerder bekend geweest, tot een andere uitspraak zouden hebben kunnen leiden.
3.1.
Verzoeker heeft in zijn verzoekschrift naar voren gebracht dat hij in Nederland heeft gewerkt en erg ziek is geworden. Hij is arbeidsongeschikt geworden en verzoekt om een invaliditeitsuitkering.
3.2.
Het Uwv heeft geen op- of aanmerkingen naar voren gebracht.
4.1.
De Raad ziet in hetgeen verzoeker naar voren heeft gebracht geen reden om het verzoek om herziening toe te wijzen. Verzoeker heeft geen feiten of omstandigheden aangevoerd als bedoeld in artikel 8:119, eerste lid, van de Awb.
4.2.
Uit het vorenstaande volgt dat het verzoek om herziening dient te worden afgewezen.
5. De Raad acht geen termen aanwezig voor een proceskostenveroordeling.
BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep wijst het verzoek om herziening af.
Deze uitspraak is gedaan door J. Brand, in tegenwoordigheid van A.A.M. Chevalier als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 16 september 2020.
(getekend) J. Brand
(getekend) A.A.M. Chevalier