ECLI:NL:CRVB:2020:2173
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- W.F. Claessens
- I.A. Siskina
- Rechtspraak.nl
Intrekking en terugvordering van bijstand wegens schending van de inlichtingenverplichting
Op 8 september 2020 heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan in de zaak van appellant, die samen met zijn echtgenote sinds 19 januari 2013 bijstand ontvangt. De bijstand werd aanvankelijk verstrekt in aanvulling op zijn inkomsten uit werkzaamheden voor een bedrijf, en laatstelijk op grond van de Participatiewet (PW). In eind 2017 heeft de gemeente Lelystad een onderzoek ingesteld naar de rechtmatigheid van de bijstand. Dit leidde tot besluiten van het college om de bijstand over een bepaalde periode in te trekken en de gemaakte kosten terug te vorderen, omdat appellant meer uren had gewerkt dan hij had opgegeven. De rechtbank Midden-Nederland verklaarde het beroep tegen dit besluit ongegrond, waarna appellant in hoger beroep ging.
In hoger beroep was appellant van mening dat hij zijn inlichtingenverplichting niet had geschonden, omdat hij steeds de daadwerkelijk gewerkte uren had opgegeven. De Raad oordeelde echter dat uit verklaringen van appellant bleek dat hij ook buiten de opgegeven uren aanwezig was op zijn werkplek. Dit rechtvaardigt de vooronderstelling dat hij gedurende die uren op geld waardeerbare arbeid verrichtte. Appellant slaagde er niet in om het tegendeel aannemelijk te maken. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en wees het verzoek om schadevergoeding af, evenals de proceskostenvergoeding. De beslissing werd in het openbaar uitgesproken.