ECLI:NL:CRVB:2020:2164
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beëindiging ZW-uitkering na medisch onderzoek en WIA-beoordeling
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 16 september 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de beslissing van de rechtbank Rotterdam. Appellante, die als medewerker in de keuken en bediening werkte, meldde zich op 18 mei 2015 ziek. Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) weigerde haar een uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (WIA) omdat zij minder dan 35% arbeidsongeschikt werd geacht. Appellante had bezwaar gemaakt tegen deze beslissing, maar dit werd ongegrond verklaard. In oktober 2017 meldde zij zich opnieuw ziek, waarna het Uwv haar een Ziektewet (ZW) uitkering toekende. Na medisch onderzoek door een verzekeringsarts werd appellante geschikt geacht voor verschillende functies, wat leidde tot de beëindiging van haar ZW-uitkering per 26 februari 2018. Appellante ging in beroep tegen deze beslissing, maar de rechtbank oordeelde dat het medisch onderzoek zorgvuldig was uitgevoerd en dat het Uwv terecht had geoordeeld dat appellante in staat was om de functies te vervullen. In hoger beroep herhaalde appellante haar standpunt dat haar beperkingen waren onderschat, maar de Raad oordeelde dat de rechtbank terecht had geoordeeld dat het medisch onderzoek voldoende was en dat appellante geschikt was voor de functies die aan haar waren voorgehouden. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en wees de proceskosten af.