ECLI:NL:CRVB:2020:2163

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
16 september 2020
Publicatiedatum
15 september 2020
Zaaknummer
19/3282 Wajong
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Proceskostenveroordeling
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Intrekking hoger beroep en proceskostenveroordeling in Wajong-zaak

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 16 september 2020 uitspraak gedaan in het hoger beroep van de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Oost-Brabant. De rechtbank had op 14 juni 2019 uitspraak gedaan in de zaak met nummer 18/332. Het hoger beroep werd door de appellant, het Uwv, ingetrokken per faxbericht op 2 juni 2020. Namens de betrokkene, die in deze zaak niet bij naam is genoemd, heeft advocaat mr. E. van den Bogaard verzocht om de appellant te veroordelen in de proceskosten. Het Uwv heeft geen verweer gevoerd tegen dit verzoek. Gezien de intrekking van het hoger beroep en het ontbreken van verweer, heeft de Centrale Raad van Beroep besloten om het onderzoek ter zitting achterwege te laten en het onderzoek te sluiten. De Raad heeft vervolgens de appellant veroordeeld in de proceskosten die de betrokkene redelijkerwijs heeft moeten maken in verband met de behandeling van het hoger beroep. De kosten zijn begroot op € 525,-, gebaseerd op het Besluit proceskosten bestuursrecht, voor verleende rechtsbijstand. De uitspraak is openbaar gedaan en ondertekend door de rechter en de griffier.

Uitspraak

Datum uitspraak: 16 september 2020
19/3282 Wajong
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak als bedoeld in artikel 8:118 van de Algemene wet bestuursrecht in verband met het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Oost-Brabant van 14 juni 2019,
18/332 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (appellant)
[betrokkene] te [woonplaats] (betrokkene)

PROCESVERLOOP

Appellant heeft hoger beroep ingesteld.
Per faxbericht van 2 juni 2020 heeft appellant het hoger beroep ingetrokken.
Namens betrokkene heeft mr. E. van den Bogaard, advocaat, verzocht appellant te veroordelen in de proceskosten.
Appellant heeft hiertegen geen verweer gevoerd.
Onder toepassing van artikel 8:57 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) is het onderzoek ter zitting achterwege gelaten. Vervolgens is het onderzoek gesloten.

OVERWEGINGEN

Artikel 8:118, eerste lid, van de Awb bepaalt dat in geval van intrekking van het hoger beroep door het bestuursorgaan, het bestuursorgaan op verzoek van een partij bij afzonderlijke uitspraak met overeenkomstige toepassing van artikel 8:75 van de Awb kan worden veroordeeld in de proceskosten.
Gelet hierop wordt appellant veroordeeld in de kosten die betrokkene in verband met de behandeling van het hoger beroep redelijkerwijs heeft moeten maken. De kosten worden, ingevolge het Besluit proceskosten bestuursrecht, begroot op € 525,- in hoger beroep (1 punt voor het indienen van een verweerschrift) voor verleende rechtsbijstand.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep veroordeelt appellant in de kosten van betrokkene tot een bedrag van € 525,-.
Deze uitspraak is gedaan door J.P.M. Zeijen, in tegenwoordigheid van
L.R. Scherpenzeel-Carlier als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op
16 september 2020.
(getekend) J.P.M. Zeijen
(getekend) L.R. Scherpenzeel-Carlier
IvR