Uitspraak
30 januari 2018, 17/3967 (aangevallen uitspraak)
PROCESVERLOOP
OVERWEGINGEN
BESLISSING
L.R. Scherpenzeel-Carlier als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op
16 september 2020.
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 16 september 2020 uitspraak gedaan in het hoger beroep van appellant tegen de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv). Het hoger beroep was ingesteld door mr. P. Hanenberg, advocaat van appellant, die op 14 januari 2020 het hoger beroep heeft ingetrokken nadat het Uwv op 26 november 2019 had besloten om alsnog een WIA-uitkering aan appellant toe te kennen. De Raad heeft vastgesteld dat het Uwv met deze beslissing tegemoet is gekomen aan de bezwaren van appellant, waardoor het hoger beroep niet langer nodig was.
De Raad heeft vervolgens de proceskosten in deze procedure beoordeeld. Op basis van artikel 8:75a van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) heeft de Raad geoordeeld dat het Uwv op verzoek van appellant in de kosten moet worden veroordeeld, omdat het bestuursorgaan geheel aan de indiener van het beroepschrift is tegemoetgekomen. De Raad heeft de proceskosten begroot op € 2.625,-, bestaande uit kosten in bezwaar, beroep en hoger beroep, en heeft deze kosten toegewezen aan appellant.
De uitspraak is openbaar gedaan en ondertekend door de voorzitter J.P.M. Zeijen en griffier L.R. Scherpenzeel-Carlier. De uitspraak is van belang voor de rechtspraktijk, omdat het de toepassing van de proceskostenveroordeling in bestuursrechtelijke procedures verduidelijkt, vooral in gevallen waarin het beroep wordt ingetrokken na een tegemoetkoming door het bestuursorgaan.