ECLI:NL:CRVB:2020:2161

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
16 september 2020
Publicatiedatum
15 september 2020
Zaaknummer
17/643 ZW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Proceskostenveroordeling
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep ingetrokken na tegemoetkoming door Uwv; proceskostenveroordeling

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 16 september 2020 uitspraak gedaan in het hoger beroep van appellant tegen de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv). Het hoger beroep was ingesteld door mr. P. Hanenberg, advocaat van appellant, naar aanleiding van een eerdere uitspraak van de rechtbank Rotterdam op 7 december 2016. Op 12 juni 2019 heeft het Uwv besloten om de beslissing op bezwaar van 17 november 2015 en het primaire besluit van 11 juni 2015 in te trekken, en heeft het Uwv aangegeven de uitkering van appellant per 30 augustus 2015 te heropenen. Vervolgens heeft mr. Hanenberg op 4 februari 2020 het hoger beroep ingetrokken en verzocht om een proceskostenveroordeling voor het Uwv.

De Centrale Raad van Beroep heeft vastgesteld dat het Uwv geheel aan de bezwaren van appellant is tegemoetgekomen, wat aanleiding gaf om het hoger beroep in te trekken. De Raad heeft vervolgens de proceskosten van appellant in verband met de behandeling van het bezwaar, het beroep en het hoger beroep beoordeeld. De kosten zijn begroot op € 3.937,50, bestaande uit verschillende punten voor de verleende rechtsbijstand in de verschillende fasen van de procedure. De uitspraak is gedaan door J.P.M. Zeijen, met L.R. Scherpenzeel-Carlier als griffier, en is openbaar uitgesproken op dezelfde datum.

Uitspraak

Datum uitspraak: 16 september 2020
17/643 ZW
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak als bedoeld in de artikelen 8:75a en 8:108 van de Algemene wet bestuursrecht in verband met het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam van
7 december 2016, 15/8147 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellant] te [woonplaats] (appellant)
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)

PROCESVERLOOP

Namens appellant heeft mr. P. Hanenberg, advocaat, hoger beroep ingesteld.
Het Uwv heeft bij brief van 12 juni 2019 besloten dat de beslissing op bezwaar van
17 november 2015 en het primaire besluit van 11 juni 2015 worden ingetrokken. Tevens heeft het Uwv in deze brief aangegeven de uitkering van appellant per 30 augustus 2015 te heropenen.
Bij brief van 4 februari 2020 heeft mr. Hanenberg namens appellant het hoger beroep ingetrokken en gelijktijdig aan de Raad verzocht het Uwv te veroordelen in de proceskosten.
Het Uwv heeft geen gebruik gemaakt van de gelegenheid een verweerschrift in te dienen.
Onder toepassing van artikel 8:57 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) is het onderzoek ter zitting achterwege gelaten. Vervolgens is het onderzoek gesloten.

OVERWEGINGEN

Artikel 8:75a, eerste lid, eerste volzin, van de Awb bepaalt dat in geval van intrekking van het beroep omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoetgekomen, het bestuursorgaan op verzoek van de indiener bij afzonderlijke uitspraak met toepassing van artikel 8:75 van de Awb in de kosten kan worden veroordeeld. Ingevolge artikel 8:108, eerste lid, van de Awb is deze bepaling van overeenkomstige toepassing op het hoger beroep.
Namens appellant is het hoger beroep ingetrokken omdat het Uwv met de beslissing van
12 juni 2019 geheel aan de bezwaren van appellant is tegemoetgekomen.
De Raad ziet aanleiding om het Uwv te veroordelen in de kosten die appellant in verband met de behandeling van het bezwaar, het beroep en het hoger beroep redelijkerwijs heeft moeten maken. De proceskosten worden, ingevolge het Besluit proceskosten bestuursrecht, begroot op € 1.050,- in bezwaar (1 punt voor het indienen van het bezwaarschrift en 1 punt voor het bijwonen van de hoorzitting), € 1.050,- in beroep (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting) en € 1.837,50 in hoger beroep (1 punt voor het indienen van het hogerberoepschrift, 3x 0,5 punt voor een inhoudelijke reactie op verzoek van de Raad en 1 punt voor het verschijnen ter zitting) voor verleende rechtsbijstand.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep veroordeelt het Uwv in de kosten van appellant tot een bedrag van € 3.937,50.
Deze uitspraak is gedaan door J.P.M. Zeijen, in tegenwoordigheid van
L.R. Scherpenzeel-Carlier als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op
16 september 2020.
(getekend) J.P.M. Zeijen
(getekend) L.R. Scherpenzeel-Carlier
IvR