ECLI:NL:CRVB:2020:2160

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
14 september 2020
Publicatiedatum
14 september 2020
Zaaknummer
20/517 WW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de ontvankelijkheid van een bezwaar tegen een besluit tot afwijzing van financiering voor een opleiding

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 14 september 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland. Appellante had bezwaar gemaakt tegen de afwijzing van haar verzoek om financiering voor de opleiding tot Effortless coach. Het college van burgemeester en wethouders van Dantumadiel had het bezwaar van appellante niet-ontvankelijk verklaard wegens een niet-verschoonbare termijnoverschrijding. De rechtbank had het beroep van appellante tegen deze beslissing ongegrond verklaard.

Appellante stelde in hoger beroep dat zij de brief van 1 maart 2018, waarin haar verzoek werd afgewezen, niet als een formeel besluit had beschouwd, omdat er geen rechtsmiddelenclausule in stond. Het college verdedigde de beslissing om het bezwaar niet-ontvankelijk te verklaren. De Raad oordeelde dat de bezwaartermijn was aangevangen op 2 maart 2018 en eindigde op 12 april 2018, terwijl het bezwaarschrift pas op 7 juni 2018 was ontvangen. Dit betekende dat het bezwaar te laat was ingediend.

De Raad overwoog verder dat het ontbreken van een rechtsmiddelenverwijzing in beginsel kan leiden tot verschoonbaarheid van de termijnoverschrijding, maar dat in dit geval appellante had erkend op de hoogte te zijn van de termijn voor het indienen van bezwaar. De Raad concludeerde dat de termijnoverschrijding niet verschoonbaar was en bevestigde de uitspraak van de rechtbank. Er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd.

Uitspraak

20.517 WW

Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland van 20 december 2019, 18/3991 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[Appellante] te [woonplaats] (appellante)
het college van burgemeester en wethouders van Dantumadiel (college)
Datum uitspraak: 14 september 2020
PROCESVERLOOP
Appellante heeft hoger beroep ingesteld.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 31 augustus 2020. Appellante is verschenen. Het college heeft zich laten vertegenwoordigen door A. Kloosterman.

OVERWEGINGEN

1. Bij besluit van 1 maart 20018 heeft het college het verzoek van appellante om financiering van de opleiding tot Effortless coach afgewezen. Appellante heeft bij brief gedateerd 3 juni 2018 bezwaar gemaakt tegen dit besluit. Het college heeft het bezwaarschrift op 7 juni 2018 ontvangen. Bij brief van 3 juli 2018 is appellante verzocht aan te geven waarom het bezwaarschrift te laat is ingediend. Appellante heeft bij brief van 11 juli 2018 meegedeeld dat zij het besluit van 1 maart 2018 niet als een besluit heeft beschouwd, omdat daarin geen rechtsmiddelenclausule was opgenomen. Appellante heeft haar standpunt toegelicht tijdens de hoorzitting van 31 oktober 2018 van de ambtenarenkamer van de intergemeentelijke adviescommissie voor de bezwaarschriften van de gemeenten [gemeente 1] , [gemeente 2] , [gemeente 3] en [gemeente 4] c.a. (adviescommissie). Bij beslissing op bezwaar van 5 november 2018 (bestreden besluit) heeft het college, overeenkomstig het advies van de adviescommissie, het bezwaar van appellante niet-ontvankelijk verklaard.
2. De rechtbank heeft bij de aangevallen uitspraak het beroep van appellante tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard.
3.1.
Appellante heeft in hoger beroep haar standpunt gehandhaafd dat zij de brief van 1 maart 2018 niet heeft beschouwd als een beschikking in het kader van de Algemene wet bestuursrecht, omdat daarin niet is vermeld dat sprake is van een beschikking en een rechtsmiddelenclausule ontbreekt.
3.2.
Het college heeft bevestiging van de aangevallen uitspraak bepleit.
4. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.1.
Voor een overzicht van de toepasselijke wettelijke bepalingen wordt verwezen naar overweging 3.1 van de aangevallen uitspraak.
4.2.
De rechtbank heeft terecht geoordeeld dat het bezwaarschrift te laat is ingediend. De bezwaartermijn is aangevangen op 2 maart 2018 en eindigde op 12 april 2018. Het bezwaarschrift is pas op 7 juni 2018 door het college ontvangen en daarmee na afloop van de bezwaartermijn ingediend.
4.3.
In geschil is of de termijnoverschrijding verschoonbaar is. Volgens vaste rechtspraak (bijvoorbeeld de uitspraak van 23 juni 2011, ECLI:NL:CRVB:2011:BR0151) leidt het ontbreken van een rechtsmiddelenverwijzing bij een besluit in beginsel tot verschoonbaarheid van de termijnoverschrijding, indien de belanghebbende daarop een beroep doet en stelt dat de termijnoverschrijding daarvan het gevolg is. De termijnoverschrijding zal in het algemeen niet verschoonbaar zijn in gevallen waarin redelijkerwijs kan worden aangenomen dat de belanghebbende wist dat hij binnen een bepaalde termijn bezwaar moest maken.
4.4.
In het verslag van de hoorzitting van 31 oktober 2018 staat onder meer het volgende vermeld: “Mevrouw geeft aan dat zij wel wist welke termijn er was voor het indienen van een bezwaarschrift. Maar dat zij hierin een andere keuze heeft gemaakt. Het stond niet in de brief en daarom is toen geen bezwaar ingediend. Mevrouw geeft aan dat zij de ruimte heeft genomen om op deze manier met het indienen van het bezwaar om te gaan.” Appellante heeft desgevraagd ter zitting bij de rechtbank niet ontkend dat zij dit tijdens de hoorzitting heeft verklaard. Ook ter zitting bij de Raad heeft appellante dit niet bestreden. Daarom kan redelijkerwijs worden aangenomen dat appellante wist dat zij binnen een termijn van zes weken bezwaar moest maken tegen het besluit van 1 maart 2018. Het college heeft dan ook, mede gelet op wat appellante overigens ten aanzien van de late indiening van haar bezwaar heeft gesteld, terecht beslist dat de termijnoverschrijding niet verschoonbaar was.
4.5.
Uit hetgeen in 4.2 tot en met 4.4 is overwogen volgt dat het hoger beroep niet slaagt. De aangevallen uitspraak zal worden bevestigd.
5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door H.G. Rottier, in tegenwoordigheid van L.E. König als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 14 september 2020.
(getekend) H.G. Rottier
(getekend) L.E. König