ECLI:NL:CRVB:2020:2136
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen weigering WIA-uitkering en beëindiging ZW-uitkering
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 10 september 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de beslissing van de rechtbank Gelderland. Appellante, die eerder een uitkering op grond van de Werkloosheidswet ontving, had zich op 22 januari 2016 ziek gemeld. Na een medisch onderzoek door een arts in november 2017, werd vastgesteld dat appellante op 19 januari 2018 in staat was om bepaalde functies te vervullen, ondanks haar beperkingen. Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) weigerde echter om haar een WIA-uitkering toe te kennen. Appellante maakte bezwaar, maar dit werd ongegrond verklaard.
Daarnaast meldde appellante zich op 22 februari 2018 opnieuw ziek, wat leidde tot een ZW-uitkering. Deze uitkering werd op 8 mei 2018 beëindigd, wat ook door de rechtbank werd bevestigd. De rechtbank oordeelde dat de verzekeringsartsen zorgvuldig onderzoek hadden verricht en dat er geen nieuwe medische feiten waren die de eerdere conclusies konden ondermijnen.
In hoger beroep herhaalde appellante haar standpunten, maar de Raad oordeelde dat de rechtbank terecht had geoordeeld. De medische belastbaarheid van appellante was op de relevante data voldoende gemotiveerd en er was geen aanleiding om te twijfelen aan de geschiktheid van de geduide functies. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en wees de gronden in hoger beroep af.