ECLI:NL:CRVB:2020:2123
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek om terug te komen van het besluit van 26 januari 2005 inzake Wajong-uitkering
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 9 september 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Limburg. Appellante, geboren in 1972, had op 30 september 2004 een Wajong-uitkering aangevraagd, welke aanvraag op 26 januari 2005 werd afgewezen. De afwijzing was gebaseerd op de conclusie van een verzekeringsarts en arbeidsdeskundige dat de mate van arbeidsongeschiktheid van appellante op haar achttiende jaar minder dan 25% was. Appellante heeft tegen deze afwijzing geen rechtsmiddelen aangewend.
In 2016 heeft appellante een aanvraag ingediend voor Beoordeling arbeidsvermogen, die door het Uwv werd opgevat als een verzoek om terug te komen van het eerdere besluit. Dit verzoek werd afgewezen, en het bezwaar daartegen werd ook ongegrond verklaard. De rechtbank Limburg heeft in haar uitspraak geoordeeld dat er geen nieuwe feiten of omstandigheden waren die aanleiding gaven om het eerdere besluit te herzien. Appellante heeft in hoger beroep aangevoerd dat haar situatie beter beoordeeld kan worden met een onafhankelijke deskundige, maar de Raad heeft deze stelling verworpen.
De Raad heeft geoordeeld dat de rechtbank terecht geen aanleiding heeft gezien om een onafhankelijke deskundige in te schakelen. De overwegingen van de rechtbank werden onderschreven, en het verzoek van appellante om terug te komen van het besluit van 2005 werd afgewezen. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat er geen proceskostenveroordeling nodig was.