ECLI:NL:CRVB:2020:2103
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de ontvankelijkheid van bezwaar tegen intrekkingsbesluit bijstandsverlening
In deze zaak heeft appellante hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam, die haar beroep tegen het bestreden besluit van het college van burgemeester en wethouders van Schiedam ongegrond heeft verklaard. Het college had de bijstandsverlening van appellante beëindigd en teruggevorderd wegens niet-ontvankelijkheid van het bezwaar tegen het intrekkingsbesluit. De rechtbank oordeelde dat appellante niet tijdig bezwaar had gemaakt en dat de overschrijding van de bezwaartermijn niet verschoonbaar was. Appellante had geen bewijs geleverd van haar stelling dat zij tijdig bezwaar had ingediend.
In hoger beroep herhaalde appellante haar eerdere argumenten, maar de Centrale Raad van Beroep oordeelde dat de rechtbank gemotiveerd op deze gronden was ingegaan en dat appellante geen nieuwe redenen had aangedragen die de eerdere beslissing konden ondermijnen. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat het hoger beroep niet slaagde. De Raad concludeerde dat er geen aanleiding was voor een veroordeling in de proceskosten.
De uitspraak werd gedaan door M. Hillen, met R.B.E. van Nimwegen als griffier, en werd openbaar uitgesproken op 8 september 2020.