ECLI:NL:CRVB:2020:2097
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beëindiging van ZW-uitkering op basis van medische en arbeidskundige beoordeling
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 9 september 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Den Haag. De zaak betreft de beëindiging van de ZW-uitkering van appellante, die door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) was vastgesteld op 16 juni 2017. De rechtbank had het beroep van appellante tegen het besluit van het Uwv ongegrond verklaard, waarbij het Uwv concludeerde dat appellante weer geschikt was voor haar werk als schoonmaakster.
De rechtbank oordeelde dat het medisch onderzoek door de verzekeringsarts bezwaar en beroep zorgvuldig was uitgevoerd en dat de beperkingen van appellante correct waren vastgelegd. Appellante had in hoger beroep aangevoerd dat haar psychische klachten en diabetes mellitus onvoldoende waren meegewogen in de beoordeling van haar geschiktheid voor werk. Het Uwv heeft in hoger beroep bevestigd dat de eerdere uitspraak van de rechtbank correct was en dat er geen nieuwe argumenten waren die de eerdere beslissing konden ondermijnen.
De Centrale Raad van Beroep heeft geoordeeld dat de gronden van appellante in hoger beroep een herhaling waren van eerder aangevoerde gronden en dat deze door de rechtbank adequaat waren behandeld. De Raad heeft besloten dat het hoger beroep niet slaagde en heeft de uitspraak van de rechtbank bevestigd. Er was geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.