ECLI:NL:CRVB:2020:2097

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
9 september 2020
Publicatiedatum
8 september 2020
Zaaknummer
18/4290 ZW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beëindiging van ZW-uitkering op basis van medische en arbeidskundige beoordeling

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 9 september 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Den Haag. De zaak betreft de beëindiging van de ZW-uitkering van appellante, die door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) was vastgesteld op 16 juni 2017. De rechtbank had het beroep van appellante tegen het besluit van het Uwv ongegrond verklaard, waarbij het Uwv concludeerde dat appellante weer geschikt was voor haar werk als schoonmaakster.

De rechtbank oordeelde dat het medisch onderzoek door de verzekeringsarts bezwaar en beroep zorgvuldig was uitgevoerd en dat de beperkingen van appellante correct waren vastgelegd. Appellante had in hoger beroep aangevoerd dat haar psychische klachten en diabetes mellitus onvoldoende waren meegewogen in de beoordeling van haar geschiktheid voor werk. Het Uwv heeft in hoger beroep bevestigd dat de eerdere uitspraak van de rechtbank correct was en dat er geen nieuwe argumenten waren die de eerdere beslissing konden ondermijnen.

De Centrale Raad van Beroep heeft geoordeeld dat de gronden van appellante in hoger beroep een herhaling waren van eerder aangevoerde gronden en dat deze door de rechtbank adequaat waren behandeld. De Raad heeft besloten dat het hoger beroep niet slaagde en heeft de uitspraak van de rechtbank bevestigd. Er was geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.

Uitspraak

18.4290 ZW

Datum uitspraak: 9 september 2020
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag van 22 juni 2018, 18/885 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellante] te [woonplaats] (appellante)
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)
PROCESVERLOOP
Namens appellante heeft mr. S.B. Epozdemir, advocaat, hoger beroep ingesteld.
Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
Onder toepassing van artikel 8:57, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) is een nader onderzoek ter zitting achterwege gebleven, waarna de Raad het onderzoek met toepassing van artikel 8:57, derde lid, van de Awb heeft gesloten.

OVERWEGINGEN

1.1
Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank ongegrond verklaard het beroep van appellante tegen het besluit van het Uwv van 20 december 2017 (bestreden besluit). Bij dit besluit heeft het Uwv – beslissend op bezwaar – het recht dat appellante op ziekengeld beëindigd met ingang van 16 juni 2017, omdat appellante vanaf die datum geschikt is haar vroegere werk van schoonmaakster weer te verrichten.
1.2
De rechtbank heeft hiertoe overwogen dat er geen reden is om te oordelen dat het medisch onderzoek door de verzekeringsarts bezwaar en beroep onjuist of onzorgvuldig is verlopen of dat de beperkingen van appellante niet juist zijn vastgelegd in de aan het bestreden besluit ten grondslag gelegde Functionele Mogelijkheden-lijst van 13 oktober 2017. De rechtbank heeft geen reden gezien voor het oordeel dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep een onjuist beeld had van de gezondheidstoestand van appellante. In het door appellante ingebrachte rapport van 3 november 2017 van de Landelijke Expertisebalie is deze reden niet te vinden, omdat de in de dit rapport opgenomen conclusies omtrent de beperkingen van appellante – zoals inzichtelijk en overtuigend is gemotiveerd in een rapport van de verzekeringsarts bezwaar en beroep van 24 november 2017 – niet steunen op een deugdelijke onderbouwing.
1.3
De rechtbank heeft voorts overwogen dat er evenmin reden is om te oordelen dat het arbeidskundig onderzoek als verricht in bezwaar onjuist of onzorgvuldig is verlopen, dan wel tot onjuiste uitkomsten heeft geleid. Het Uwv heeft dan ook het rapport van dit onderzoek van 24 oktober 2017 waarin is geconcludeerd dat appellante per 16 juni 2017 geschikt is voor het eigen werk als schoonmaakster aan het bestreden besluit ten grondslag kunnen leggen. In dit rapport heeft de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep afdoende onderbouwd dat de belasting van het eigen werk geen overschrijding geeft van de belastbaarheid van appellante.
2. In hoger beroep heeft appellante herhaald dat haar beperkingen niet goed zijn ingeschat. Zij heeft psychische klachten en een ontregelde diabetes mellitus. Hiervoor gebruikt ze medicatie. Er is onvoldoende rekening gehouden met haar klachten en om die reden dient het hoger beroep gegrond verklaard te worden.
3. Het Uwv heeft bevestiging van de aangevallen uitspraak bepleit.
4.1
De door appellante aangevoerde gronden zijn een herhaling van de gronden die reeds in
beroep zijn aangevoerd. De in beroep aangevoerde gronden zijn door de rechtbank op juiste wijze besproken en beoordeeld. Nu appellante haar in hoger beroep herhaalde gronden niet nader heeft toegelicht of onderbouwd, heeft de Raad aan het oordeel van de rechtbank niets toe te voegen.
4.2.
Het hoger beroep slaagt niet en de aangevallen uitspraak moet worden bevestigd.
5. Voor een veroordeling in de proceskosten bestaat geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door J. Brand, in tegenwoordigheid van L.E. König als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 9 september 2020.
(getekend) J. Brand
(getekend) L.E. König