In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 3 september 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep over de verplichting van een ambtenaar tot terugbetaling van studiekosten. De appellant, die in dienst was van de Koninklijke Luchtmacht, had eervol ontslag aangevraagd en gekregen, maar kreeg een terugbetalingsverplichting opgelegd voor studiekosten van € 8.000,-. De rechtbank had het beroep van de appellant tegen deze verplichting ongegrond verklaard, maar de appellant stelde dat de opleiding korter had geduurd dan de minister had aangenomen, wat invloed had op de terugbetalingsverplichting.
Tijdens de zitting op 23 juli 2020 heeft de appellant zijn standpunt herhaald en aanvullende stukken overgelegd. De minister heeft vervolgens aangegeven dat een herberekening van de restitutieverplichting had plaatsgevonden, wat leidde tot een aanpassing van het terug te betalen bedrag tot € 5.160,-. De Raad oordeelde dat de eerdere verplichting tot terugbetaling te hoog was vastgesteld en dat de minister in de proceskosten van de appellant moest worden veroordeeld.
De Raad heeft de aangevallen uitspraak en het bestreden besluit vernietigd, het beroep van de appellant gegrond verklaard en het terug te betalen bedrag vastgesteld op € 5.160,-. Tevens is de minister veroordeeld tot betaling van de proceskosten van de appellant, die zijn begroot op € 3.150,-. Deze uitspraak is openbaar gedaan en ondertekend door de rechters.