ECLI:NL:CRVB:2020:2014
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van arbeidsongeschiktheid en herhaling van gronden in hoger beroep
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 27 augustus 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Overijssel van 4 juni 2018. Appellant, die sinds 22 april 2015 door ziekte niet meer kan werken, heeft een aanvraag ingediend voor een uitkering op grond van de Wet Werk en Inkomen naar Arbeidsvermogen (Wet WIA). Het Uwv heeft appellant een loongerelateerde WGA-uitkering toegekend, gebaseerd op een arbeidsongeschiktheid van 58,72%. Na bezwaar en een herbeoordeling door het Uwv, werd de arbeidsongeschiktheid vastgesteld op 65,59%. De rechtbank heeft het beroep van appellant ongegrond verklaard, wat appellant in hoger beroep aanvecht.
De Centrale Raad van Beroep oordeelt dat de gronden in hoger beroep in wezen een herhaling zijn van wat eerder door appellant is gesteld. De rechtbank heeft de gronden uitgebreid en gemotiveerd besproken en er is geen aanleiding om anders te oordelen. Appellant heeft geen nieuwe medische gegevens ingebracht, en het Uwv heeft adequaat gereageerd op de eerder ingebrachte gegevens. De Raad bevestigt dat appellant niet professioneel mag autorijden vanwege zijn epilepsie, maar wel gebruik kan maken van openbaar vervoer. De Raad onderschrijft de bevindingen van de rechtbank en concludeert dat het hoger beroep niet slaagt. De aangevallen uitspraak wordt bevestigd, en er is geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.