ECLI:NL:CRVB:2020:2009
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de afwijzing van een aanvraag voor een gehandicaptenparkeerplaats op basis van medisch advies en gemeentelijk beleid
In deze zaak heeft appellante hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, die haar beroep tegen het besluit van het college van burgemeester en wethouders van Den Haag ongegrond had verklaard. Appellante had een aanvraag ingediend voor een gehandicaptenparkeerkaart en een gehandicaptenparkeerplaats, maar het college had de aanvraag voor de parkeerplaats afgewezen op basis van het feit dat appellante over een parkeerplaats in de parkeergarage beschikte. De rechtbank oordeelde dat het college terecht had gehandeld en dat appellante niet voldeed aan de voorwaarden voor het verlenen van een gehandicaptenparkeerplaats.
In hoger beroep heeft appellante aangevoerd dat de parkeergarage voor haar niet bruikbaar is vanwege een combinatie van fysieke en psychische klachten. De Raad voor de Rechtspraak heeft echter geoordeeld dat appellante in hoger beroep geen wezenlijk nieuwe of andere gronden heeft aangevoerd die de rechtbank tot een ander oordeel hadden moeten brengen. De Raad onderschrijft de overwegingen van de rechtbank en bevestigt de uitspraak. De Raad concludeert dat het hoger beroep niet slaagt en dat er geen aanleiding is voor een veroordeling in de proceskosten.