Uitspraak
19.2887 WLZ
CIZ
OVERWEGINGEN
Wlz-zorg. In wat appellant in hoger beroep naar voren heeft gebracht heeft de Raad geen steun gevonden om tot een ander oordeel te komen dan waartoe de rechtbank is gekomen.
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 26 augustus 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de beslissing van de rechtbank Gelderland. De appellant, geboren in 1993, heeft een aanvraag ingediend voor zorg op grond van de Wet langdurige zorg (Wlz) vanwege zijn psychiatrische problematiek, waaronder het syndroom van Asperger en een gegeneraliseerde angststoornis. De aanvraag werd afgewezen door het CIZ, dat stelde dat de appellant enkel psychiatrische problematiek had, wat geen toegang geeft tot Wlz-zorg. De rechtbank heeft het beroep tegen deze afwijzing ongegrond verklaard, en de Centrale Raad van Beroep heeft deze uitspraak bevestigd.
De Raad heeft in zijn overwegingen benadrukt dat de grondslag psychiatrie niet is opgenomen in de relevante wetgeving, waardoor de afwijzing van de aanvraag door het CIZ terecht was. De appellant voerde aan dat zijn autistische aandoening complexer was dan enkel psychiatrische problematiek en dat hij 24 uur per dag toezicht nodig had. Echter, de Raad vond geen steun in de argumenten van de appellant om tot een ander oordeel te komen dan de rechtbank. De uitspraak van de rechtbank werd dan ook bevestigd, en er werd geen aanleiding gezien voor een veroordeling in de proceskosten.
De uitspraak is gedaan door J.P.A. Boersma, met M. Buur als griffier, en werd openbaar uitgesproken op dezelfde datum.