In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 26 augustus 2020 uitspraak gedaan in het hoger beroep van appellant tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Rotterdam. Appellant had een WIA-uitkering aangevraagd, maar het Uwv had dit aanvankelijk geweigerd op basis van een arbeidsongeschiktheid van minder dan 35%. Na een eerdere uitspraak van de rechtbank, waarin het beroep van appellant ongegrond werd verklaard, heeft het Uwv op 18 juni 2020 het bestreden besluit gewijzigd en appellant met ingang van 10 december 2014 voor een IVA-uitkering in aanmerking gebracht.
Appellant heeft echter aangegeven het hoger beroep niet te willen intrekken, ondanks dat het nieuwe besluit volledig tegemoetkomt aan zijn standpunt. De Centrale Raad van Beroep oordeelt dat, omdat het bestreden besluit is vervangen door het nieuwe besluit van het Uwv, appellant geen belang meer heeft bij een beoordeling van het hoger beroep. Hierdoor wordt het hoger beroep niet-ontvankelijk verklaard.
Daarnaast heeft de Raad geoordeeld dat het Uwv moet worden veroordeeld in de kosten van appellant, die zijn begroot op € 2.362,50. De uitspraak is gedaan door rechter E.W. Akkerman, in aanwezigheid van griffier A.L. Abdoellakhan, en is openbaar uitgesproken op dezelfde datum.