ECLI:NL:CRVB:2020:1984
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van arbeidsongeschiktheid en medische klachten in het kader van de Wet WIA
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 26 augustus 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep over de arbeidsongeschiktheid van appellante, die sinds 2009 met diverse klachten, waaronder rug-, hoofdpijn- en handklachten, en psychische klachten, uitgevallen is. Appellante had eerder een loongerelateerde WGA-uitkering ontvangen, maar na een herbeoordeling door het Uwv in 2017 werd haar arbeidsongeschiktheid vastgesteld op minder dan 35%, wat leidde tot beëindiging van haar uitkering. Appellante heeft hiertegen bezwaar gemaakt en het beroep ingesteld, maar de rechtbank Midden-Nederland heeft haar beroep ongegrond verklaard.
De Centrale Raad onderschrijft de overwegingen van de rechtbank met betrekking tot de medische en arbeidskundige beoordeling. De rapporten van de verzekeringsartsen van het Uwv zijn inzichtelijk en voldoende gemotiveerd. Appellante's standpunt dat haar rechterhandklachten en psychische klachten zijn onderschat, wordt niet gevolgd. De verzekeringsartsen hebben alle relevante medische informatie in hun beoordeling meegenomen, en er zijn geen nieuwe feiten of omstandigheden die aanleiding geven om de eerdere beoordelingen te herzien. Het verzoek van appellante om een onafhankelijke deskundige in te schakelen wordt afgewezen, omdat er geen twijfel bestaat over de juistheid van de medische beoordeling.
De Raad bevestigt de aangevallen uitspraak en wijst het verzoek om schadevergoeding af. Er is geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.