ECLI:NL:CRVB:2020:1980
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beëindiging van WIA-uitkering na medisch onderzoek en beoordeling van arbeidsongeschiktheid
In deze zaak gaat het om de beëindiging van de WIA-uitkering van appellant, die als vrachtwagenchauffeur werkte en uitviel wegens rug- en psychische klachten. Appellant ontving sinds 11 augustus 2014 een loongerelateerde WIA-uitkering, maar het Uwv beëindigde deze per 11 april 2017, omdat de mate van arbeidsongeschiktheid was vastgesteld op 35 tot 45%. Na bezwaar van de werkgever en aanvullend medisch onderzoek, concludeerde de verzekeringsarts bezwaar en beroep dat appellant minder dan 35% arbeidsongeschikt was, wat leidde tot de beëindiging van de uitkering per 17 april 2018. Appellant ging in beroep tegen deze beslissing, maar de rechtbank verklaarde het beroep ongegrond, omdat het Uwv voldoende zorgvuldig onderzoek had verricht.
In hoger beroep herhaalde appellant zijn argumenten, maar de Centrale Raad van Beroep onderschreef het oordeel van de rechtbank. De Raad oordeelde dat het medisch onderzoek door het Uwv, inclusief de beoordeling van de psychische en lichamelijke klachten, voldoende was. De verzekeringsarts had de relevante informatie van de huisarts en andere zorgverleners in zijn beoordeling meegenomen en de vastgestelde beperkingen waren passend bij de klachten van appellant. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat appellant in staat was om de geselecteerde functies te vervullen, ondanks zijn beperkingen. De uitspraak werd gedaan op 25 augustus 2020.