ECLI:NL:CRVB:2020:1978
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van het recht op ziekengeld na een migraineaanval en de rol van verzekeringsartsen
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 25 augustus 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep over de rechtmatigheid van de beëindiging van het ziekengeld van appellant, die zich ziek had gemeld wegens migraineaanvallen. Appellant, die als radioprogrammaleider werkte, had zich op 30 januari 2017 ziek gemeld en ontving ziekengeld op grond van de Ziektewet. Na een onderzoek door een verzekeringsarts op 14 februari 2018 werd appellant per 23 februari 2018 geschikt geacht voor zijn werk, waarna het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) besloot dat hij geen recht meer had op ziekengeld. Appellant ging hiertegen in beroep, maar de rechtbank Rotterdam verklaarde het beroep ongegrond, wat appellant noopte tot hoger beroep.
In hoger beroep herhaalde appellant zijn standpunt dat het Uwv onvoldoende rekening had gehouden met de informatie van zijn neuroloog, die stelde dat zijn herstelperiode na een migraineaanval ten minste enkele dagen duurde. De Centrale Raad van Beroep oordeelde echter dat het onderzoek door de verzekeringsartsen zorgvuldig was uitgevoerd en dat er geen reden was om te twijfelen aan hun conclusies. De Raad bevestigde de eerdere uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat het Uwv appellant terecht geschikt had geacht voor zijn eigen arbeid. Het verzoek om schadevergoeding werd afgewezen, evenals de veroordeling in proceskosten.
De uitspraak benadrukt het belang van de rol van verzekeringsartsen in het vaststellen van de geschiktheid voor arbeid en de noodzaak voor appellanten om voldoende medische gegevens te overleggen ter ondersteuning van hun standpunt.