ECLI:NL:CRVB:2020:1964
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de verzekeringsrechtelijke positie van een in Suriname geboren Nederlandse met betrekking tot AOW
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 21 augustus 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Amsterdam. De appellante, geboren in Suriname en met de Nederlandse nationaliteit, heeft hoger beroep ingesteld tegen een besluit van de Sociale verzekeringsbank (Svb) dat haar een ouderdomspensioen op grond van de Algemene Ouderdomswet (AOW) had toegekend met een korting van 4%. Deze korting was gebaseerd op het feit dat appellante in de periode van 24 juni 1969 tot 10 juli 1971 niet in Nederland woonde en daardoor niet verzekerd was voor de AOW.
De rechtbank had het beroep van appellante ongegrond verklaard, waarbij werd verwezen naar eerdere rechtspraak van de Raad. De Raad heeft in zijn uitspraak van 1 april 2016 overwogen dat er geen ongerechtvaardigd onderscheid is tussen Nederlanders die na de invoering van de AOW in 1957 in Suriname hebben gewoond en andere Nederlanders. De Raad bevestigt dat de onafhankelijkheid van Suriname geen invloed heeft gehad op de verzekeringsrechtelijke positie van appellante. Tot 10 juli 1971 was zij niet verzekerd omdat zij niet in het Europese deel van Nederland woonde. De Raad heeft ook opgemerkt dat de Nederlandse overheid niet verantwoordelijk is voor de AOW-opbouw van personen die in Suriname hebben gewoond.
De Centrale Raad van Beroep heeft de eerdere uitspraak van de rechtbank bevestigd en benadrukt dat de nationaliteit van appellante niet van belang is voor de vraag of iemand verzekerd is. De Raad heeft de argumenten van appellante, die stelde dat zij onterecht behandeld werd vanwege haar geboorte in Suriname, niet kunnen honoreren. De uitspraak is gedaan door E.E.V. Lenos, in tegenwoordigheid van E.M. Welling als griffier.