Uitspraak
18.5643 WIA
OVERWEGINGEN
BESLISSING
- bevestigt de aangevallen uitspraak;
- wijst het verzoek om veroordeling tot vergoeding van schade in de vorm van wettelijke rente af.
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellant tegen een besluit van het Uwv met betrekking tot de ingangsdatum van zijn WIA-uitkering. Appellant, die als verkoper automaterialen werkte, meldde zich op 6 oktober 2015 ziek. Op 30 augustus 2017 diende hij een aanvraag voor een WIA-uitkering in, maar het Uwv stelde vast dat deze aanvraag 44 dagen te laat was ingediend. Hierdoor werd de uitkering pas ingegaan op 16 november 2017. Appellant betwistte deze ingangsdatum en stelde dat hij eerder, op 9 juli 2017, een aanvraag had ingediend. De rechtbank Zeeland-West-Brabant verklaarde het beroep van appellant ongegrond, omdat er geen bewijs was dat de aanvraag eerder was ingediend dan op 30 augustus 2017. Appellant herhaalde in hoger beroep zijn standpunt, maar de Centrale Raad van Beroep oordeelde dat hij geen nieuwe gronden had ingediend en dat de rechtbank de eerdere gronden op juiste wijze had besproken. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en wees het verzoek om schadevergoeding af, omdat er geen grond voor was. De uitspraak werd gedaan door J. Brand, met A.M.M. Chevalier als griffier, op 20 augustus 2020.