ECLI:NL:CRVB:2020:1938
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake WIA-uitkering en medische beoordeling van arbeidsongeschiktheid
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 20 augustus 2020 uitspraak gedaan in het hoger beroep van appellante tegen de beslissing van het Uwv om haar WIA-uitkering te weigeren. Appellante, die eerder als administratief medewerkster werkte, had zich ziek gemeld met diverse fysieke en psychische klachten. De verzekeringsarts van het Uwv had vastgesteld dat zij niet meer geschikt was voor haar laatste functie, maar wel belastbaar was met inachtneming van bepaalde beperkingen, zoals vastgelegd in een Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) van 27 januari 2017. Appellante was het niet eens met de vastgestelde beperkingen en de urenbeperking van 6 uur per dag en 30 uur per week, en stelde dat haar beperkingen waren onderschat.
De rechtbank Amsterdam had eerder het beroep van appellante ongegrond verklaard, en in hoger beroep heeft de Centrale Raad de overwegingen van de rechtbank onderschreven. De Raad oordeelde dat de rapporten van de verzekeringsartsen voldoende inzichtelijk en gemotiveerd waren en dat er geen aanleiding was om een onafhankelijk deskundige in te schakelen. De Raad bevestigde dat de aan de berekening van het arbeidsongeschiktheidspercentage ten grondslag gelegde functies medisch geschikt waren voor appellante. Het verzoek om schadevergoeding werd afgewezen, en de uitspraak van de rechtbank werd bevestigd.