ECLI:NL:CRVB:2020:1924
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag maatwerkvoorziening badkameraanpassing op basis van medische beoordeling
In deze zaak heeft appellante hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, die op 6 november 2018 haar beroep ongegrond verklaarde. Appellante had een aanvraag ingediend voor een aanpassing van haar badkamer op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015, omdat zij vond dat het overstappen van een drempel en het instappen van de douchebak gevaarlijk voor haar was geworden. Het college van burgemeester en wethouders van Gilze en Rijen had op 25 mei 2018 besloten om geen maatwerkvoorziening in de vorm van een badkameraanpassing te verstrekken, wat appellante bestreed.
De rechtbank oordeelde dat het besluit van het college terecht was, gebaseerd op een rapport van een verzekeringsarts van Stichting SAP. Deze arts had vastgesteld dat appellantes been- en armfunctie licht tot matig verminderd was, maar dat zij in staat was om de badkamer in de huidige staat normaal te gebruiken. Appellante was het niet eens met deze conclusie en stelde dat de verzekeringsarts onvoldoende aandacht had besteed aan haar situatie.
In hoger beroep heeft de Centrale Raad van Beroep de argumenten van appellante beoordeeld. De Raad concludeerde dat appellante geen nieuwe of andere gronden had aangevoerd die de rechtbank tot een ander oordeel hadden moeten brengen. De Raad onderschreef de overwegingen van de rechtbank en bevestigde de uitspraak, waarbij werd vastgesteld dat de verzekeringsarts adequaat had gerapporteerd en dat er geen aanleiding was om het besluit van het college te vernietigen. De uitspraak werd gedaan door J.P.A. Boersma, met P. Boer als griffier, en werd openbaar uitgesproken op 19 augustus 2020.