ECLI:NL:CRVB:2020:1903
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beëindiging van ZW-uitkering na zorgvuldige medische beoordeling en geschiktheid van functies
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 18 augustus 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Gelderland. Appellant, die als machine operator werkzaam was, had zich op 9 juni 2015 ziek gemeld met longklachten en later buikklachten. Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) had appellant in 2016 in aanmerking gebracht voor ziekengeld op grond van de Ziektewet (ZW), maar concludeerde dat hij per 8 juli 2016 geen recht meer had op ziekengeld omdat hij meer dan 65% van zijn maatmaninkomen kon verdienen. Appellant was het niet eens met deze beslissing en stelde dat zijn medische klachten onvoldoende waren meegenomen in de beoordeling van zijn belastbaarheid.
De rechtbank had het beroep van appellant tegen het besluit van het Uwv ongegrond verklaard. In hoger beroep herhaalde appellant zijn standpunten en voerde aan dat zijn buikklachten, veroorzaakt door chronische appendicitis, niet adequaat waren beoordeeld. Het Uwv verdedigde de eerdere beslissing en stelde dat het medisch onderzoek zorgvuldig was uitgevoerd.
De Raad oordeelde dat de rechtbank terecht had geoordeeld dat het medisch onderzoek zorgvuldig was en dat er geen aanleiding was om te twijfelen aan de vastgestelde belastbaarheid van appellant. De Raad bevestigde dat de aan de EZWb ten grondslag gelegde functies medisch geschikt waren voor appellant. De gronden van appellant in hoger beroep werden als herhalingen van eerdere argumenten beschouwd en leidden niet tot een ander oordeel. De uitspraak van de rechtbank werd bevestigd, en er werd geen veroordeling in proceskosten uitgesproken.