ECLI:NL:CRVB:2020:1899
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van arbeidsongeschiktheid en WIA-uitkering in hoger beroep
Op 18 augustus 2020 heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan in een hoger beroep van appellante tegen een beslissing van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) met betrekking tot haar WIA-uitkering. Appellante had zich op 5 maart 2014 ziek gemeld en was na afloop van haar loonaanvullingsuitkering op 25 juni 2017 door het Uwv als geschikt voor haar eigen werk beoordeeld, wat leidde tot het stopzetten van haar WIA-uitkering. In hoger beroep herhaalde appellante haar eerdere argumenten, waarbij zij stelde dat zij op en na 25 juni 2017 door psychische klachten ongeschikt was om haar werk te verrichten. De Raad oordeelde dat het Uwv zorgvuldig had gehandeld en dat er geen aanleiding was om te twijfelen aan de conclusie van de verzekeringsarts bezwaar en beroep, die stelde dat er op de datum in geding geen psychische beperkingen waren vastgesteld. De Raad onderschreef de overwegingen van de rechtbank en concludeerde dat appellante geen nadere medische stukken had overgelegd ter onderbouwing van haar standpunt. De uitspraak van de rechtbank werd bevestigd, en er werd geen veroordeling in proceskosten uitgesproken.