ECLI:NL:CRVB:2020:1895
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van hoger beroep wegens niet tijdig betalen griffierecht
In deze zaak heeft appellante hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland. De Centrale Raad van Beroep heeft op 12 augustus 2020 uitspraak gedaan in deze zaak, geregistreerd onder nummer 19/4736 ZW. De uitspraak betreft de niet-ontvankelijkheid van het hoger beroep, omdat het griffierecht niet tijdig is betaald. Volgens artikel 8:41 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) is het verplicht om griffierecht te betalen bij indiening van een beroepschrift. Appellante is op 17 januari 2020 per brief geïnformeerd over de verschuldigdheid van het griffierecht van € 128,- en is verzocht dit bedrag binnen 28 dagen te betalen. Op 17 februari 2020 is appellante opnieuw gewezen op de verplichting tot betaling van het griffierecht, met de mededeling dat als dit niet tijdig zou gebeuren, het beroep niet inhoudelijk behandeld zou worden. Ondanks deze waarschuwingen is het griffierecht niet binnen de gestelde termijn betaald. De Centrale Raad van Beroep heeft geoordeeld dat appellante in verzuim is geweest en heeft het hoger beroep daarom niet-ontvankelijk verklaard. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door J.P.M. Zeijen, in tegenwoordigheid van K.R. van Renswoude als griffier, en is openbaar uitgesproken op dezelfde datum.