ECLI:NL:CRVB:2020:1871
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beëindiging van ZW-uitkering na medisch onderzoek door Uwv
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 13 augustus 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de beslissing van de rechtbank Den Haag. Appellante, die als verzorgende IG werkte, had zich op 18 januari 2017 ziek gemeld met psychische klachten en ontving een uitkering op grond van de Werkloosheidswet. Het Uwv heeft haar in aanmerking gebracht voor ziekengeld op basis van de Ziektewet (ZW). Na een medisch onderzoek door een verzekeringsarts op 16 januari 2018, werd vastgesteld dat appellante belastbaar was met inachtneming van bepaalde beperkingen. De arbeidsdeskundige concludeerde dat appellante in staat was om andere functies te vervullen, wat leidde tot de beslissing van het Uwv om haar ziekengeld per 14 maart 2018 te beëindigen.
Appellante heeft bezwaar gemaakt tegen deze beslissing, maar het Uwv verklaarde dit ongegrond. De rechtbank Den Haag heeft het beroep van appellante tegen deze beslissing eveneens ongegrond verklaard, waarbij werd geoordeeld dat het medisch onderzoek zorgvuldig was uitgevoerd. In hoger beroep heeft appellante aangevoerd dat haar beschikbaarheid voor werk door een GGZ-behandeling verminderd was, maar de Raad oordeelde dat deze behandeling pas na de datum in geding was gestart en dat het Uwv voldoende had gemotiveerd dat de functies die aan de EZWb ten grondslag lagen, medisch geschikt waren. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat er geen aanleiding was voor een veroordeling in de proceskosten.