ECLI:NL:CRVB:2020:1866
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- E.J.J.M. Weyers
- D.S. Barthel
- Rechtspraak.nl
Beëindiging van ZW-uitkering na zorgvuldige medische beoordeling en geschiktheid van functies
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 13 augustus 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland. De appellant, die zich op 17 november 2014 ziek meldde met psychische klachten, had een ZW-uitkering ontvangen. Het Uwv had vastgesteld dat hij met ingang van 30 maart 2016 geen recht meer had op ziekengeld, omdat hij meer dan 65% van zijn maatmaninkomen kon verdienen. De rechtbank had het beroep van appellant tegen dit besluit ongegrond verklaard, waarbij zij oordeelde dat er een zorgvuldig medisch onderzoek had plaatsgevonden en dat de medische beoordeling door het Uwv juist was.
In hoger beroep volhield appellant dat zijn psychische problematiek onvoldoende was onderkend en dat hij geen benutbare mogelijkheden had. Hij voerde aan dat rapporten van deskundigen, waaronder een GZ-psycholoog, voldoende aanknopingspunten boden voor aanvullende beperkingen. Het Uwv daarentegen verdedigde de eerdere beslissing en stelde dat de medische beoordeling van de verzekeringsartsen zorgvuldig was en dat er geen reden was voor het aannemen van een urenbeperking.
De Raad oordeelde dat de rechtbank terecht had geoordeeld dat het onderzoek van de verzekeringsartsen volledig en zorgvuldig was. De Raad volgde de rechtbank in haar oordeel dat er geen twijfel was aan de medische beoordeling en dat de aan de EZWb ten grondslag gelegde functies medisch geschikt waren voor appellant. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en wees het hoger beroep van appellant af.