Uitspraak
18.3735 ZW
OVERWEGINGEN
10 september 2017 onverminderd recht houdt op zijn ZW-uitkering, maar dat deze uitkering met ingang van 11 september 2017 zal worden beëindigd.
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 13 augustus 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep over de beëindiging van de ZW-uitkering van appellant. Appellant, die als keukenmedewerker werkte, meldde zich op 2 mei 2016 ziek. Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) kende hem ziekengeld toe, maar beëindigde dit per 11 september 2017, omdat appellant in staat werd geacht meer dan 65% van zijn maatmaninkomen te verdienen. Appellant was het niet eens met deze beslissing en stelde dat zijn beperkingen waren onderschat. Hij voerde aan dat hij na een medische ingreep niet in staat was om te werken en verzocht om inschakeling van een deskundige.
De rechtbank Limburg had het beroep van appellant tegen het besluit van het Uwv ongegrond verklaard, en de Centrale Raad van Beroep bevestigde deze uitspraak. De Raad oordeelde dat het medisch onderzoek zorgvuldig was uitgevoerd en dat er geen reden was om te twijfelen aan de conclusies van de verzekeringsarts. De Raad concludeerde dat appellant niet voldeed aan de criteria voor het niet hebben van duurzame benutbare mogelijkheden, en dat de functies die aan de ZW-beoordeling ten grondslag lagen, medisch geschikt waren. De Raad onderschreef de overwegingen van de rechtbank en oordeelde dat het hoger beroep van appellant niet slaagde.