ECLI:NL:CRVB:2020:1859
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Intrekking en terugvordering van bijstand wegens niet gemelde inkomsten uit online gokken
In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Noord-Holland, waarbij de intrekking en terugvordering van bijstand van de appellant door het college van burgemeester en wethouders van Heemskerk werd bevestigd. De appellant had bijstand ontvangen, maar het college stelde vast dat hij inkomsten had uit online gokken, welke hij niet had gemeld. Het college trok de bijstand per 1 januari 2017 in en vorderde een bedrag van € 21.966,48 terug over de periode van 1 januari 2017 tot 1 augustus 2018. De rechtbank verklaarde het beroep van de appellant tegen dit besluit ongegrond.
De appellant erkende dat de stortingen op zijn bankrekening afkomstig waren van gokwinsten, met uitzondering van één storting die hij als terugbetaling van geleend geld beschouwde. Hij had echter nagelaten deze inkomsten te melden, wat leidde tot de conclusie dat hij de inlichtingenverplichting had geschonden. De Centrale Raad van Beroep oordeelde dat de schending van deze verplichting een rechtsgrond vormt voor de intrekking van de bijstand, omdat het college niet kon vaststellen of de appellant recht had op bijstand.
De appellant voerde aan dat hij recht had op aanvullende bijstand op basis van de overgelegde bankafschriften, maar de Raad oordeelde dat het aan de appellant was om aannemelijk te maken dat hij recht had op deze bijstand. De Raad concludeerde dat de appellant niet voldoende bewijs had geleverd om aan te tonen dat hij recht had op aanvullende bijstand, en dat zijn bewijsnood het gevolg was van zijn eigen handelen. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en wees de vordering van de appellant af.