ECLI:NL:CRVB:2020:1801
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen beslissing Uwv met betrekking tot WIA en proceskostenvergoeding
In deze zaak heeft appellante, vertegenwoordigd door mr. A. Seme, hoger beroep ingesteld tegen een beslissing van de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv). De uitspraak betreft de WIA (Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen) en is gedaan door de Centrale Raad van Beroep op 5 augustus 2020. De rechtbank Noord-Holland had eerder op 30 januari 2018 een uitspraak gedaan in de zaak met nummer 17/1880, waartegen het hoger beroep is ingesteld.
Tijdens de procedure heeft het Uwv op 18 februari 2020 een gewijzigde beslissing op bezwaar genomen, waarop appellante op 27 februari 2020 het hoger beroep heeft ingetrokken. Tegelijkertijd heeft zij verzocht om een proceskostenvergoeding. Het Uwv heeft geen verweerschrift ingediend en het onderzoek ter zitting is achterwege gelaten op basis van artikel 8:57 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
De Centrale Raad van Beroep heeft overwogen dat, omdat het Uwv volledig tegemoet is gekomen aan de bezwaren van appellante, het Uwv op verzoek van appellante in de proceskosten moet worden veroordeeld. De kosten zijn begroot op € 1.312,50 voor de behandeling in beroep en € 550,- voor het hoger beroep, wat resulteert in een totale proceskostenvergoeding van € 2.100,-. De uitspraak is openbaar gedaan en ondertekend door M. Schoneveld, met K.R. van Renswoude als griffier.